2hv en 2h/tl poëzieproject week 9-10

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Poëzie (week 9-10)
Wat leer je allemaal?
- soorten rijm (wk 9)
- enjambement (wk 9)
- assonantie en alliteratie (wk 9)
- metafoor (wk 10)
- personificatie (wk 10)
- visuele poëzie (wk 10)
Aan het eind van week 10 lever je je huiswerk in.

Slide 2 - Tekstslide

Opdrachten wk 9
2H/V:
1.8 opdr. 2, 3, 4
2.8 opdr. 3 en 8a 
3.8 opdr. 4 en 6

2H/TL:
1.9 opdr. 3 en 4
5.9 opdr. 2 en 3
2.9 opdr. 2 en 3abc

Slide 3 - Tekstslide

Wat is poëzie?

Slide 4 - Woordweb

Kenmerken poëzie? 
Poëzie is een taalspel en draait (vaak) om emotie.

Een gedicht kan verschillende betekenissen hebben.
Die betekenissen zie je vaak pas na een paar keer lezen. Of na elke keer lezen zie je weer een andere betekenis.

Dat komt door de manier van schrijven: veel wit, korte zinnetjes (zgn. verzen), woorden met verschillende betekenissen, beeldspraak, illustraties. 

NOTEER IN JE SCHRIFT ALLE KENMERKEN VAN POËZIE

Slide 5 - Tekstslide

En dit dan?

Slide 6 - Tekstslide

Visuele poëzie 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

 Ook dit is poëzie -  Stiftgedicht

Slide 9 - Tekstslide

Stapelgedicht

Slide 10 - Tekstslide

Whatsapp-gedicht 

Slide 11 - Tekstslide

Instapoëzie

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 
- Schrijf op aan welke kenmerken een gedicht kan voldoen.

- Weet jij nog meer vormen van poëzie die nog niet besproken zijn?

Slide 13 - Tekstslide

Soorten rijm
Eindrijm– klankovereenkomst aan het eind van de regel

Mannelijk: huis – muis; gaat – staat                                                              (1 lettergreep)
Vrouwelijk : boeken - doeken; varen - waren                                            (2 lettergrepen)
Onzijdig of glijdend:  schateren - klateren; hinderen - kinderen     (3 lettergrepen)

Rijmschema's:
Gepaard rijm: AABB
Gekruist rijm: ABAB
Omarmend rijm: ABBA
Gebroken rijm: ABCB





Slide 14 - Tekstslide

Gekruist rijm (abab)
Laatst vroeg ik aan een hommel:
‘Waar gaat gij heen met spoed?'
Ze zei: ‘Ik ga naar Zaltbommel,'
ik dacht: wat rijmt dat goed.

toen riep een tweede hommel:
En ik moet naar het Gooi!'
Ik dacht: wel-voor-de-drommel
ook dát rijmt wederom mooi.

Slide 15 - Tekstslide

Gepaard rijm (aabb)
Sinterklaas kapoentje
Gooi wat in mijn schoentje
Gooi wat in mijn laarsje
Dank u Sinterklaasje

Slide 16 - Tekstslide

Omarmend rijm (abba)
Natuur is voor tevredenen of legen. 
En dan: wat is natuur nog in dit land? 
Een stukje bos, ter grootte van een krant, 
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen, 
De’ in kaden vastgeklonken waterkant, 
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand 
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

Slide 17 - Tekstslide

Enjambement
Ze had een vaart genomen en was af-
gesprongen van de rotsen...
--
Bijna nooit zie je een vogel in de lucht
zich bedenken, zwenken, terug. 
--
De kat viel van de trappe,
mijn vader verkoopt aardappe-
len en uien. (Multatuli)

Slide 18 - Tekstslide

Assonantie & alliteratie
Beklemtoonde klinkers of medeklinkers
Doel: meer samenhang, meer nadruk op leggen

Assonantie = klinkerrijm
Alliteratie = woorden die beginnen met dezelfde medeklinker

Herken je het in het volgende gedicht Schimmenspel ?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat is ook alweer assonantie?
A
alle klinkers in één zin zijn hetzelfde
B
groepen woorden met dezelfde klanken in één regel of meer regels
C
alle klinkers in het hele gedicht zijn hetzelfde
D
groepen woorden met dezelfde medelklinker in één regel of meer regels

Slide 21 - Quizvraag

Wat is ook alweer alliteratie?
A
behoorlijke irritatie
B
klinkerrijm
C
woorden die met dezelfde medeklinker beginnen
D
eindrijm

Slide 22 - Quizvraag

Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan.
A
assonantie
B
beginrijm
C
alliteratie
D
gebroken rijm

Slide 23 - Quizvraag

Aan de andere kant van het water staat het laatste schaap.
Welke woorden assoneren?
A
Aan, staat, laatste, schaap
B
1. Andere, kant, van. 2. Aan, water, staat, laatste, schaap
C
Andere, van, water

Slide 24 - Quizvraag

Assoneren de volgende woorden?
cadeau, oooh, zozo
A
ja, want de uitspraak klinkt hetzelfde
B
nee, want de klinkers zijn niet gelijk

Slide 25 - Quizvraag

Bedenk een allitererende titel voor de nieuwe Suske & Wiske

Slide 26 - Woordweb

Opdrachten week 10 
2HV:
§4.8 opdr. 2, 3, 4
§5.8 opdr. 2, 3
§6.8 opdr. 2 a t/m d en keuze uit opdr. 3, 4, 5 of 6

2H/TL:
§3.9 opdr. 2, 3, 6
§4.9 opdr. 2, 3, 4
§6.9 opdr. 2 a t/m c, 3 en 4

Slide 27 - Tekstslide

Poëzie analyseren
  1. Welke woorden vallen je op?  
  2. Wat weet je van het rijmschema?  
  3. Hoe zit het met beeldspraak?  
  4. Zoek informatie op over de dichter en over de literaire stroming.  
  5. Je antwoord op punt 1 t/m vier leidt vaak tot de diepere laag / betekendis van het gedicht. Formuleer in je eigen woorden waar het gedicht over gaat.  
  6. Geef je mening over het gedicht. Wat vind je ervan en waarom vind je dat?  

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Nationaal gedicht
(21-6-'88)

Oooooooo!
Hoe vergeefs
des doelmans hand

zich strekte
naar de bal
die één minuut

voor tijd
de Duitse doel-
lijn kruiste

Zij die vielen
rezen juichend
uit hun graf


Jules Deelder (1944)

Nationaal gedicht
(21-6-'88)


Oooooooo!
Hoe vergeefs
des doelmans hand

zich strekte
naar de bal
die één minuut

voor tijd
de Duitse doel-
lijn kruiste

Zij die vielen
rezen juichend
uit hun graf


Jules Deelder (1944)

Slide 30 - Tekstslide