BSM bewegen en samenleving

Bewegen en Samenleving
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Trainen en GezondheidMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bewegen en Samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vervolgopleiding(HBO) sluit aan bij BSM?
A
Rechten
B
Fysiotherapie
C
Psychologie
D
ALO

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom heeft Bewegen en Sport een relatie met economische ontwikkeling?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Griekse cultuur was bewegen belangrijk doordat er veel oorlog werd gevoerd
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De spelen hadden een religieus karakter, bij winst werd je na de dood een......
A
Martelaar
B
Halfgod(Heros)
C
Nurgul
D
Heilige

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was er anders aan de lichaamsbeweging in de Romeinse tijd in vergelijking met de Griekse tijd?
A
De sport was bij de Romeinen vooral in de scholen gesitueerd
B
De Grieken kregen een stevige militaire training voor in het Griekse leger
C
De beweging bij de Grieken was gericht op de dagelijkse werkelijkheid, bijvoorbeeld in de arbeid
D
De beweging bij de Romeinen was gericht op de dagelijkse werkelijkheid, bijvoorbeeld in de arbeid

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'brood en spelen', dit is een term uit de Romeinse tijd.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de juiste tijd volgorde :
De Grieken, De Verlichting, De Middeleeuwen,
De Romeinen, Jagers en Verzamelaars

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bekende uitspraak van de filosofen Plato en Socrates is 'Mens sana in corpora sano'.
Wat betekent deze zin?
A
een gezond lichaam en een sterke geest
B
een gezond lichaam is een heldere geest
C
een gezonde geest in een gezond lichaam
D
een gezond lichaam is een sterk lichaam

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat Pierre de Coubertin te maken heeft met Olympische Spelen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe tijd (vanaf 1900)
 Engeland: basis huidige teamsport bijv. cricket, roeien, hockey, atletiek en voetbal.
 Sport had een pedagogische waarde.
 prestatie werd belangrijk in de sportwereld.
 Sportbonden: om sport landelijk zo goed mogelijk te organiseren en te reguleren.
 Na WO1 ging de ontwikkeling van sport heel snel door welvaart. (ook na WO2)
Tijdlijn doornemen blz. 229-231

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft de industrialisatie met de ontwikkeling van de sport te maken gehad?
A
Er kwam een economische groei
B
Er kwam meer vrije tijd
C
Er was minder beweging in de beroepen
D
De antwoorden van A, B en C zijn allemaal goed

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een traditionele en een vernieuwende sportvorm?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een formele en een informele sportvorm? (blz 243)

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke 3 soorten sporters zijn er?


Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke (11) verschillende vormen van sport zijn er?

Slide 16 - Woordweb

VERSCHILLENDE SOORTEN SPORTEN
1. Actief en passief sporten
2. Georganiseerde en ongeorganiseerde sport
- sportclubs // zelf hardlopen
3. Recreatief en competitief sporten
4. Wedstrijdsport en topsport
- verschil: iedereen die op competitief niveau sport, doet aan wedstrijd sport, maar sommigen hebben talent en krijgen de kans om hun sport uit te voeren op topniveau.
5. Amateur en professioneel
6. Fitness: mensen willen zich fit, jong en gezond voelen, en streven naar een betere gezondheid
7. Avontuursport: grenzen willen verleggen en uitdaging opzoeken (bergklimmen, raften)
8. Freesport: vrij sporten (freerunning, parcours en skaten)
9. Cosmetische sport: mooi mogelijk gevormd lichaam creëren (bodybuilden)
10. Schoolsport: scholieren sporten op school, onderlinge toernooien
11. Bedrijfssport: gezondheid van de werknemers ondersteunen waardoor ze beter kunnen presteren.

Stelling 1: Actieve sport is georganiseerde sport en ongeorganiseerde sport

Stelling 2: Bij recreatief sporten neem je nooit deel aan wedstrijden
A
beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gras maaien
Met de hond wandelen
Voetballen bij een club
Turnen bij een vereniging
Bewegen
Sporten

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem motieven om te gaan sporten

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de principes van fair play op (blz. 272)

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een aantal zaken hebben invloed op bewegen en sport:
 Professionalisering: door welvaart en vrije tijd gingen meer mensen sporten. Verenigingen kregen meer belang bij presteren. Er kwam sponsoring, topsporters konden van sport leven.
 Commercialisering: Sport is een bedrijfstak geworden.
 Sport en politiek:
o In het communisme gebruikt als uithangbord, sporters moesten een sportcarrière opbouwen.
o Sport kan gebruikt worden om verhoudingen tussen landen te verbeteren.
o Politiek gebruikt sport om de bevolking te stimuleren om gezonder te leven.

 Sport en media: de media maakt het onder andere mogelijk, voor sporters om geld te verdienen.
 Innovatie in de sport door wetenschap: door de wetenschap zijn sportprestaties nog hoger geworden (aerodynamische pak).
 gevolgen v/d ontwikkeling v/d sport op scholen: doel, kinderen laten sporten





Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: Door de wetenschap en de fysiologische en anatomische kennis is sportmateriaal sterk verbeterd. Denk aan de klapschaats

Stelling 2: Een wedstrijdsporter sport minimaal 2 uur per week en traint daarbij 1-2 uur per keer
A
beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 4 effecten van doping

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Moeten we doping niet gewoon toestaan? Gelijke kansen?!

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sport als middel. Sport verbroedert!
Hoe breng je verschillende bevolkingsgroepen
samen via sport? (Integratie blz. 260)

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten doping
• Anabole steroïden / androgene steroïden (spieropbouwende middelen die een onnatuurlijke groei van spierweefsel als gevolg hebben) nandrolon, THG, stanzol en clenbuterol
• Stimulerende middelen / stimulantia / pepmiddelen (remmen het natuurlijke vermoeidheidsgevoel, de vermoeidheidsdrempel wordt dus verlegt) cocaïne, amfetaminen
• Groeihormonen (bevorderen de aanmaak van het mannelijke hormoon testosteron dat de spieromvang doet toenemen) EPO
• Bloeddoping (bloed word afgenomen en vlak voor de wedstrijd weer toegediend waardoor het bloedvolume tijdelijk word vergroot)
• Pijnstillers (verzacht de pijn bij zware inspanning waardoor de sporter beter kan afzien)
• Maskeringsmiddelen (maskeren het gebruik van doping) epitestosteron, probenside en diuretica
• Bètablokkers (beïnvloeden hartslag, verlagen hem zodat prestatie beter wordt)





• Gendoping (manier om processen in het lichaam aan of juist uit te zetten, pijngrens verhogen)
• Mechanische doping ( atleet word geholpen door materiaal) motortje op wiel bij wielrennen



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuur

BESTUUR VERSCHILLENDE VLAKKEN
1. Voorzitter: jeugdcommissie, voert jeugdbeleid uit
2. Secretaris: technische commissie: regelt trainers, scheidsrechters, teamindeling etc.
3. Penningmeester: sponsorcommissie: probeert geld te genereren voor de club op basis van het sponsor beleid
4. Bestuursleden zonder vaste taak :vrijwilligerscommissie: kantinebeheer, accommodatie ne materiaal bijhouden.








Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taken sportbond
• Sport zo goed mogelijk te ontwikkelen
• Organiseren en plannen nationale en regionale competities
• Jeugdplan om talenten te begeleiden naar de top
• Bondscoach aanstellen voor verschillende Nederlandse teams
• Regelwijzigingen op basis van de internationale spelregels
• Leiden trainers, clubbeheerders en scheidsrechters op
• Klachtencommissie
Innen van bondscontributie, betalen de coaches en scheidsrechters









Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies