Taal thema 4 week 2 groep 4

Taal
We gaan oefenen met de onderwerpen en themawoorden van week 2! 
Succes!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal
We gaan oefenen met de onderwerpen en themawoorden van week 2! 
Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Wat is 'een bruiloft'?
A
het feest van twee mensen die trouwen
B
de man die trouwt
C
het meisje dat helpt op een bruiloft
D
de ochtend na de dag van vandaag

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer is het 'morgenmiddag'?
A
de ochtend na de dag van vandaag
B
de avond na de dag van vandaag
C
de middag na de dag van vandaag
D
de nacht na de dag van vandaag

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer is het 'gisteravond'?
A
de avond van de dag vóór vandaag
B
de middag van de dag vóór vandaag
C
de ochtend van de dag vóór vandaag
D
de nacht van de dag vóór vandaag

Slide 4 - Quizvraag

Wat is 'een bruidegom'?
A
de vrouw die trouwt
B
het kind dat trouwt
C
de man die trouwt
D
het meisje dat helpt op de bruiloft

Slide 5 - Quizvraag

Wat is 'een lang stuk stof aan de achterkant van een trouwjurk'?
A
de receptie
B
de sleep
C
het bruidsmeisje
D
het feestmaal

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor 'snel'?
A
bruidegom
B
receptie
C
gewoonlijk
D
algauw

Slide 7 - Quizvraag

Wat is 'de receptie'?
A
een soort feest waar veel mensen bij elkaar komen
B
een man die trouwt
C
iets vertellen aan een heleboel mensen tegelijk
D
meestal

Slide 8 - Quizvraag

Wat is 'de toespraak'?
A
het feest van twee mensen die trouwen
B
een maaltijd tijdens een feest
C
iets vertellen aan een heleboel mensen
D
een lang stuk stof aan de achterkant van een trouwjurk

Slide 9 - Quizvraag

Klankgroepen
Je kunt een woord verdelen in klankgroepen.
In een klankgroep staat altijd een klinker. 

vis heeft één klankgroep: vis
meester heeft twee klankgroepen: mees + ter

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel klankgroepen heeft het woord: zitzak?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel klankgroepen heeft het woord: banaan?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel klankgroepen heeft het woord: kip?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord heeft drie klankgroepen?
A
theezakje
B
muis
C
handje
D
tafel

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord heeft twee klankgroepen?
A
olifant
B
huis
C
stoel
D
mandje

Slide 15 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een woord met één klankgroep

Slide 16 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een woord met twee klankgroepen

Slide 17 - Open vraag

Pictogrammen
Een pictogram is een plaatje dat iets vertelt. 
Een pictogram moet heel duidelijk zijn. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent dit pictogram?
A
Hier niet lopen
B
Hier niet dansen
C
Hier lopen
D
Hier dansen

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent dit pictogram?
A
Hier mogen mannen en vrouwen staan
B
Hier zijn toiletten voor mannen en vrouwen
C
Hier mag iedereen dansen
D
Hier is een deur tussen mensen

Slide 20 - Quizvraag