Directe en Indirecte rede

Spreken
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spreken

Slide 1 - Tekstslide


Directe rede: precies zoals iemand het zegt.
Directe rede en Indirecte rede

Slide 2 - Tekstslide

Als je vertelt of opschrijft wat iemand heeft gezegd, kun je dat op twee manieren doen.
Manier 1:  Mijn oma vroeg of ik weer eens langskwam. (indirecte rede)

Manier 2: Mijn oma vroeg: "Kom je weer eens langs?" (directe rede)

Slide 3 - Tekstslide

Gerrit zei dat hij wel weer eens naar school zou willen. (indirecte rede) 

Gerrit zei: " Ik wil wel weer eens naar school." (directe rede)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video



Janna vroeg aan Dave of hij van haar hield.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 6 - Quizvraag



Dave zei: "Ik ben verliefd!"
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 7 - Quizvraag

Tanja zegt dat zij nu wel weer eens naar school wil.

Slide 8 - Open vraag

Oma vraagt of ik weer eens bij haar op bezoek kom.

Slide 9 - Open vraag

Henk roept dat hij teveel huiswerk heeft.

Slide 10 - Open vraag

directe rede
indirecte rede
In de zin staat precies wat iemand heeft gezegd.
In de zin zie je aanhalingstekens
In de zin staat een dubbele punt.
In de zin zie je (vaak) het woordje dat.
Na de dubbele punt een de aanhalingstekens zet je altijd weer een hoofdletter.
In de zin zie je vaak: hij zegt..... hij vertelt ...... hij vraagt...

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Link

Waar moet je op letten?
1. wie zegt iets....... zet dat vooraan.

2. MIJN MOEDER ZEGT   

3. Dan :  en '  ....................'

4. wat zegt ze letterlijk? ...... zet dat na de dubbele punt en tussen de aanhalingstekens. 
Mijn moeder zegt dat ik mij kamer moet opruimen.

Slide 13 - Tekstslide

wie?
:   '    '     en hoofdletter
wat? 
Mijn beste vriendin vroeg wanneer we samen naar de bioscoop kunnen gaan. 

Slide 14 - Tekstslide

Zet de zin in de directe rede:

De tennistrainer zei dat ik mijn slag beter moet afmaken.
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Zet de zin in de directe rede:

Ik vroeg hem of hij mijn tas wilde dragen.
timer
1:00

Slide 16 - Open vraag

In welke zin is de DIRECTE rede correct gebruikt?
A
De meester vroeg: "Of ik mijn spullen wilde opruimen."
B
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
C
De meester vroeg wil je je spullen opruimen?
D
De meester vroeg: "Wil je je spullen opruimen?"

Slide 17 - Quizvraag

In welke zin is de INDIRECTE rede correct gebruikt?
A
De meester vroeg: "Of ik mijn spullen wilde opruimen."
B
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
C
De meester vroeg wil je je spullen opruimen?
D
De meester vroeg: "Wil je je spullen opruimen?"

Slide 18 - Quizvraag

Zet deze zin in de indirecte rede:
Jos zei: "Ik heb heel veel zin in carnaval!"

Slide 19 - Open vraag

Zet deze zin in de directe rede:
De kleuter vroeg of hij een snoepje mocht pakken.

Slide 20 - Open vraag

Zet deze zin in de directe rede:
De agent vroeg of hij mijn rijbewijs mocht zien.

Slide 21 - Open vraag

Bedenk zelf een correcte zin met een directe rede:


Slide 22 - Open vraag

Bedenk zelf een correcte zin met een indirecte rede:


Slide 23 - Open vraag

Zet deze zin in de indirecte rede:
Mijn vrienden antwoordden: "We zijn dit jaar niet op vakantie geweest."

Slide 24 - Open vraag

maken:



Zet de zinnen in de directe rede.

Slide 25 - Tekstslide

Zet deze zinnen in de directe rede
Mijn zus zegt dat hij Jarco heet. 
Nayan zei dat hij die armband uit Nepal heeft meegenomen. 
Jeffrey vroeg of hij mee mocht naar het strand.  
Zij riep hem nog na dat hij zijn tas was vergeten!

Slide 26 - Tekstslide