B3 H4 Woordenschat: deel 1

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

WOORDEN MET MEERDERE BETEKENISSEN

- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen

- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek



Slide 2 - Tekstslide

bevestigen & demonstreren

Je hebt van deze woorden één betekenis geleerd.

bevestigen = vastmaken

demonstreren = protesteren


De woorden kunnen nog iets anders betekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent bevestigde in:

De winkelier bevestigde het uithangbord boven de winkel.
A
maakte vast
B
zei dat het klopte

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent bevestigde in:

De man bevestigde dat hij de scooter had gestolen.
A
maakte vast
B
zei dat het klopte

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent demonstreerde in:

De vrouw demonstreerde tegen de nieuwe zorgwet.
A
liet zien hoe het moet
B
protesteerde

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent demonstreerde in:

De docent biologie demonstreerde hoe een bloem ontleed moet worden.
A
liet zien hoe het moet
B
protesteerde

Slide 7 - Quizvraag

Woorden met meerdere betekenissen

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen.

Daardoor kun je in de war raken.


Lees de tekst goed, want vaak kun je aan de rest van de tekst zien welke betekenis wordt bedoelt.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld:

woord met meerdere betekenissen


De juryleden prijzen de winnaar:

'Hij heeft uitstekend gezongen en zijn optreden was leuk om naar te kijken.'



Prijzen is hier niet het meervoud van prijs (hoeveel iets kost of iets wat je kunt winnen).

Prijzen is hier een werkwoord dat betekent: zeggen dat iets of iemand heel goed is (loven, roemen).

Slide 9 - Tekstslide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 2

zeggen hoe iemand heet

Slide 10 - Tekstslide

OEFENING

In de volgende slides staan zinnen. Er is steeds een woord onderstreept. Je kent het woord wel, maar het woord heeft meerdere betekenissen.

 

Kies steeds de betekenis die in de zin past.

Slide 11 - Tekstslide

De raad heeft besloten om een nieuwe weg
rond de stad aan te leggen.
_____
A
een groep mensen die een stad bestuurt
B
zonder omweg
C
meer dan één
D
iemand helpen bij problemen

Slide 12 - Quizvraag

Op het spreekuur van de dokter was het druk, omdat verschillende mensen ziek waren geworden na het eten van besmette zalm.
______________
A
doen zoals afgesproken
B
zonder omweg
C
meer dan één
D
iemand helpen bij problemen

Slide 13 - Quizvraag

Dit nieuwe fietspad gaat direct van Assen naar Beilen. dus je bent daar nu sneller.
______
A
doen zoals afgesproken
B
zonder omweg
C
(eerst) volgend
D
iemand helpen bij problemen

Slide 14 - Quizvraag

Na de overstroming werden de mensen opgevangen in een sporthal; ze krijgen eten en een slaapplaats.
_____________
A
doen zoals afgesproken
B
gebied
C
(eerst) volgend
D
iemand helpen bij problemen

Slide 15 - Quizvraag

Je moet je houden aan de verkeersregels, want die zijn er ook voor je eigen veiligheid.
____________
A
doen zoals afgesproken
B
gebied
C
(eerst) volgend
D
hebben dezelfde eigenschap

Slide 16 - Quizvraag

Komend jaar zullen veel mensen in Nederland op vakantie gaan naar Turkije en Egypte, melden de reisbureaus .
_________
A
vloeistof waarin een andere stof is opgenomen
B
gebied
C
(eerst) volgend
D
hebben dezelfde eigenschap

Slide 17 - Quizvraag

Dit is een streek die aantrekkelijk is voor toeristen, omdat er veel prachtige wandel- en fietspaden zijn.
_______
A
vloeistof waarin een andere stof is opgenomen
B
gebied
C
kruisen
D
hebben dezelfde eigenschap

Slide 18 - Quizvraag

Mijn broer en ik hebben gemeen dat we allebei een hekel hebben aan voetbal, terwijl onze zus er gek op is.
_________________
A
vloeistof waarin een andere stof is opgenomen
B
beschikken over
C
kruisen
D
hebben dezelfde eigenschap

Slide 19 - Quizvraag

Als je bladluizen op planten besproeit met een oplossing van warm water en groene zeep, dan verdwijnen ze vanzelf.
__________
A
vloeistof waarin een andere stof is opgenomen
B
beschikken over
C
kruisen
D
uitkomst van een som

Slide 20 - Quizvraag

Amsterdam heeft twee metrolijnen; die snijden elkaar op het Centraal Station.
________
A
komen elkaar tegen
B
beschikken over
C
kruisen
D
uitkomst van een som

Slide 21 - Quizvraag

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 22 - Tekstslide

OEFENING

Je gaat nu vragen over de tekst maken.

 

Kies steeds of geef het goede antwoord.


Fouten maken mag.

maar verbeter deze wel!

Slide 23 - Tekstslide

zich bevindt
(alinea 1)
A
bedrijfstak
B
is
C
heeft
D
iemand die als eerste ergens mee begint

Slide 24 - Quizvraag

initiatiefnemer
(alinea 2)
A
bedrijfstak
B
helemaal goed
C
heeft
D
iemand die als eerste ergens mee begint

Slide 25 - Quizvraag

beschikt over
(alinea 2)
A
bedrijfstak
B
helemaal goed
C
heeft
D
bedacht en daarna getekend

Slide 26 - Quizvraag

ontworpen
(alinea 2)
A
bedrijfstak
B
helemaal goed
C
leuk of mooi vinden
D
bedacht en daarna getekend

Slide 27 - Quizvraag

perfect
(alinea 4)
A
bedrijfstak
B
helemaal goed
C
leuk of mooi vinden
D
laten zien

Slide 28 - Quizvraag

branche
(alinea 5)
A
bedrijfstak
B
onderdelen
C
leuk of mooi vinden
D
laten zien

Slide 29 - Quizvraag

Noteer drie voorbeelden van 'aspecten van jeans en denim' uit alinea 2.

Slide 30 - Open vraag

Aan het eind van alinea 3 staat: 'wat ze echt aanspreekt'.

Wat betekent aanspreken in deze tekst?
A
leuk of mooi vinden
B
tegen iemand beginnen te praten

Slide 31 - Quizvraag

Welke betekenis past bij het woord presenteren (alinea 4)?
A
een programma leiden
B
laten zien

Slide 32 - Quizvraag

Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van: 'In de vingers krijgen' ?
(alinea 5)

Slide 33 - Open vraag

OEFENING

In de tekst zijn woorden onderstreept.

 

In de volgende oefening zoek je steeds een onderstreept woord uit de tekst dat past bij de betekenis van de woorden die je ziet staan.

Fouten maken mag,
verbeter deze wel!

Slide 34 - Tekstslide

per persoon

Slide 35 - Open vraag

ergens je best voor willen doen

Slide 36 - Open vraag

helemaal

Slide 37 - Open vraag

natuurlijk

Slide 38 - Open vraag

noodzakelijk

Slide 39 - Open vraag

onderdelen, kanten

Slide 40 - Open vraag

proef

Slide 41 - Open vraag

uitgekozen

Slide 42 - Open vraag

volgens

Slide 43 - Open vraag

worden behandeld

Slide 44 - Open vraag

aan het werk gaan

Slide 45 - Open vraag

beëindigen

Slide 46 - Open vraag

eerst

Slide 47 - Open vraag

goed kunnen

Slide 48 - Open vraag

GELEERD?

WOORDEN MET MEERDERE BETEKENISSEN

- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen

- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek



Slide 49 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 50 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 51 - Open vraag

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 52 - Tekstslide