X. Engelse werkwoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Engelse werkwoorden

Taalverzorging - Hoofdstuk 2

Engelse werkwoorden

•    Managen
  
•    Relaxen
  
•    Surfen
  
•    Pleasen
  
•    Gamen
  
•    Deleten
  

Vervoeging - Tegenwoordige tijd

Werken

Ik werk

Hij werkt

Wij werken

Relaxen

Ik relax

Hij relaxt

Wij relaxen

Vervoeging - Verleden tijd

Werken

Ik werkte

Hij werkte

Wij werkten

Relaxen

Ik relaxte

Hij relaxte

Wij relaxten

Vervoeging - Voltooid deelwoord

Werken

Ik heb gewerkt

Relaxen

Ik heb gerelaxt

Let op de uitspraak! - Tegenwoordige tijd

•     Relaxen    >    Ik relax

•     Racen       >    Ik rac = Ik race / Hij racet
•     Gamen     >    Ik gam = Ik game / Hij gamet
•     Updaten  >    Ik updat = Ik update / Hij updatet

Let op de uitspraak! - Verleden tijd

•     Relaxen    >    Ik relax

•     Racen       >    Ik race = Ik racete 

•     Gamen     >    Ik game = Ik gamede
•     Updaten  >    Ik update = Ik updatete

Let op de uitspraak! - Voltooide tijd

•     Relaxen    >    Ik relax

•     Racen       >    Ik racete = Ik heb geracet

•     Gamen     >    Ik gamede = Ik heb gegamed
•     Updaten  >    Ik updatete = Ik heb geüpdatet

Werkwoorden met een dubbele medeklinker

•    Appen, grillen, stressen

•    Behoud dubbele medeklinker als dat nodig is voor de uitspraak.

Appen

• Ik app, hij appt
  
• Ik appte, hij appte
  
• Ik heb geappt 
  

Stressen

• Ik stres, hij strest
  
• Ik streste, hij strest
  
• Ik heb gestrest 
  

Werkwoorden met een dubbele medeklinker

•    Volleyballen, paintballen

•    Engels worden uitgesproken? Behoud de dubbele medeklinker.

Volleyballen

• Ik volleybal, hij volleybalt
  
• Ik volleybalde
  
• Ik heb gevolleybald
  

Paintballen

• Ik paintball, hij paintballt
  
• Ik paintballde
  
• Ik heb gepaintballd
  

Even oefenen...

1.     Hij ... (stressen) gister enorm over die toets. 
2.     Mijn zusje ... (breakdancen) al haar hele leven. 
3.     Wij hebben gister ... (baseballen). 
4.     Hij ... (appen) zijn moeder. 
5.     Ik heb dat bestand per ongeluk ... (deleten). 

Even oefenen...

1.     Hij streste gister enorm over die toets. 
2.     Mijn zusje breakdancet al haar hele leven. 
3.     Wij hebben gister gebaseballd. 
4.     Hij appt zijn moeder. 
5.     Ik heb dat bestand per ongeluk gedeletet.