- Biotoop = omgeving met de juiste leefomstandigheden (ecosysteem).
Kan heel groot (bos/rif/woestijn) of heel klein (je vijver/eikenboom) zijn.
- A-biotische factoren: niet levende invloeden (temperatuur, neerslag, wind etc.)
- Biotische factoren: levende natuur (soortgenoten, voedsel, planten, dieren, reducenten.)
- Alle organismen samen in zo'n biotoop noem = levensgemeenschap
Van groot naar klein: Organisatieniveaus:
biosfeer (aarde) - ecosysteem - levensgemeenschap - populatie - organisme - orgaanstelsel - orgaan - weefsel - cel - celorganel (bijv. celkern) - molecuul (bijv. DNA)