H4 paragraaf 1

Hoofdstuk 4 paragraaf 1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Kunst, DramaMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 paragraaf 1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 1
Ik weet wat de gevolgen van een kracht zijn. 
Ik weet wat voor verschillende krachten er zijn.
Ik weet hoe ik een kracht kan tekenen.  
Ik weet hoe ik een kracht kan tekenen. 
Ik weet wat de nettokracht is en hoe ik die kan uitrekenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Ik weet wat de gevolgen van een kracht zijn. 
1. Door een kracht kan de vorm van een voorwerp veranderen. 

2. Met kracht kun je de snelheid van een voorwerp veranderen. 
3. Een kracht kan de richting van een bewegend voorwerp veranderen. 

Slide 3 - Tekstslide

Ik weet welke verschillende krachten er zijn. 
1. Zwaartekracht

Slide 4 - Tekstslide

Een appel met een massa van 100 gram valt van de boom. Wat is de zwaartekracht
A
1000 N
B
10 N
C
1 N
D
0,1 N

Slide 5 - Quizvraag

Ik weet welke verschillende krachten er zijn. 
2.  spankracht
3. Spierkracht
4. Veerkracht

Slide 6 - Tekstslide

Ik weet welke verschillende krachten er zijn. 
5. normaalkracht
6. wrijvingskracht

Slide 7 - Tekstslide

Ik weet welke verschillende krachten er zijn. 
7. kleefkracht
8. magnetische kracht
9. windkracht
10. elektrische kracht

Slide 8 - Tekstslide

Je duwt tegen een zware verhuisdoos, maar de doos beweegt niet. Welke kracht werkt jouw kracht tegen.
A
Spierkracht
B
Zwaartekracht
C
Wrijvingskracht
D
Spankracht

Slide 9 - Quizvraag

Het duwen van de verhuisdoos werkt niet, dus nu probeer je hem op te tillen. Het lukt nog steeds niet. Welke kracht werkt jouw kracht tegen?
A
Zwaartekracht
B
Spierkracht
C
Wrijvingskracht
D
Spankracht

Slide 10 - Quizvraag

Je haalt een paar spullen uit de doos. Welke kracht wordt nu kleiner?
A
Spierkracht
B
Zwaartekracht
C
Wrijvingskracht
D
Kleefkracht

Slide 11 - Quizvraag

Het tillen lukt wel nu de doos wat lichter is. Je tilt de doos omhoog. Welke kracht is nu het grootst?
A
Zwaartekracht
B
Spankracht
C
Wrijvingskracht
D
Spierkracht

Slide 12 - Quizvraag

Ik weet hoe ik een kracht kan tekenen. 
1. Aangrijpingspunt
2. Richting
3. Grootte (op schaal)

Slide 13 - Tekstslide

Met een schaal van 1cm=50 N. Hoelang moet een kracht van 75 N getekend worden?
A
0,5 cm
B
1,5 cm
C
1,8 cm
D
2,5 cm

Slide 14 - Quizvraag

Een kracht is 4 cm op een tekening. De schaal is 1 cm= 10 N. Hoe groot is de kracht?
A
0,4 N
B
400 N
C
100 N
D
40 N

Slide 15 - Quizvraag

Een kracht van 200 N is 4 cm op het plaatje. Wat is de correcte schaal?
A
1 cm= 4 N
B
1 cm= 20 N
C
1 cm= 25 N
D
1 cm= 50 N

Slide 16 - Quizvraag

Ik weet hoe ik een kracht kan meten.
De eenheid van kracht is Newton. We kunnen de kracht meten met een krachtmeter.

Slide 17 - Tekstslide

Een krachtmeter met een groot meetbereik heeft een stugge veer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Ik weet wat de nettokracht is en hoe ik die moet uitrekenen 

Slide 19 - Tekstslide

Een kracht van 50 N en een tweede kracht van 50 N gaan in de omgekeerde richting (een naar boven, een naar beneden). Wat is het effect van de kracht?
A
Het voorwerp gaat naar beneden
B
Het voorwerp gaat naar boven
C
Het voorwerp gaan eerst naar boven, dan naar beneden
D
Er gebeurt niks

Slide 20 - Quizvraag

Leerdoelen paragraaf 1
Ik weet wat de gevolgen van een kracht zijn. 
Ik weet wat voor verschillende krachten er zijn.
Ik weet hoe ik een kracht kan tekenen.  
Ik weet hoe ik een kracht kan tekenen. 
Ik weet wat de nettokracht is en hoe ik die kan uitrekenen. 

Slide 21 - Tekstslide