Klas 3 spelling bnw en mv znw

KLAS 3
SPELLING BNW EN MEERVOUD ZNW
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

KLAS 3
SPELLING BNW EN MEERVOUD ZNW

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • nakijken hw
  • Lesdoel
  • Uitleg spelling van bijvoeglijke naamwoorden
  • Uitleg spelling meervoud znw
  • Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg spellen bijvoeglijk naamwoord
De meeste bijvoeglijke naamwoorden weet je zo wel te spellen. 
Bijv. De rode auto. De auto is rood.

  • Soms moet je medeklinkers verdubbelen of moet je een klinker weghalen.
Bijv. De telefoon is kapot. De kapotte telefoon.
     Het trapje is geel. Het gele trapje.
  • Soms moet je een -f in een -v veranderen of een -s in een -z.
bijv. braaf => brave     grijs => grijze     achteloos => achteloze



Slide 3 - Tekstslide

Uitleg spellen bijvoeglijk naamwoord
Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema. Daarmee geef je aan dat bij die klinker een nieuwe lettergreep begint. bijv. financiële, industriële, coördinerende

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden moet je in twee groepen verdelen; oude en nieuwe stoffen.
  • Oude stoffen eindigen op - en 
bijv. houten, loden, ijzeren, gouden, papieren, stenen
  • 'Nieuwe stoffen' krijgen geen uitgang:
bijv. plastic, aluminium, polyester, nylon, latex, bamboe, fleece


Slide 4 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van
kwaad?
De .... man loopt weg.
timer
0:20

Slide 5 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van half?
Hij gaf mij een ... chocoladereep.
timer
0:20

Slide 6 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van plastic?
Hij heeft een ... tas.
timer
0:20

Slide 7 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van België?
Hij heeft de ... nationaliteit.
timer
0:20

Slide 8 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van serieus?
Hij stelde een ... vraag.
timer
0:20

Slide 9 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord
Van werkwoorden kun je 
bijvoeglijke naamwoorden maken.
Je gebruikt daarvoor het 
voltooid deelwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Regel 1
Als het voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het bijvoeglijk naamwoord ook met -en.

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoord = aanbieden
de ... excuses

Slide 12 - Open vraag

Regel 2
Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.

Slide 13 - Tekstslide

werkwoord = landen
de ... helikopter

Slide 14 - Open vraag

Regel 3
Een bvn dat is afgeleid van een vd schrijf je altijd zo kort mogelijk!
Alleen dd of tt als het nodig is 
voor de uitspraak.

Slide 15 - Tekstslide

werkwoord = verkleden
de ... kinderen

Slide 16 - Open vraag

werkwoord = verhitten
de ... discussie

Slide 17 - Open vraag

ZELFSTANDIG NAAMWOORD



Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 18 - Tekstslide

ENKELVOUD EN MEERVOUD

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 19 - Tekstslide

MEERVOUDEN

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Bekijk het volgende filmpje

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 22 - Tekstslide

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 23 - Tekstslide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 24 - Tekstslide

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 25 - Tekstslide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 26 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
kip
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 32 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon?
genie
A
ge
B
nie

Slide 33 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
genie

Slide 34 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon?
melodie
A
me
B
lo
C
die

Slide 35 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie

Slide 36 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon?
ceremonie
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 37 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie

Slide 38 - Open vraag

Blok 2, spelling, blz 88: mk opdr. 4
Blok 3, spelling, blz 145/146: mk opdr. 5 en 6

Slide 39 - Tekstslide