HV 1A Hoofdletters en leestekens les 1 5/6

Welkom
Leg je boeken, leesboek, schrift en etui op tafel en ga 10 minuten lezen uit je leesboek.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
Leg je boeken, leesboek, schrift en etui op tafel en ga 10 minuten lezen uit je leesboek.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer welk leesteken.

- Je kunt in een zin of tekst de juiste hoofdletters en leestekens invullen.
- Je kunt hoofdlettergebruik en interpunctie uitleggen.
- Je kunt zelf goede zinnen maken met correct gebruik van hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
- Huiswerk nakijken opdracht 2 t/m 8  blz. 118-119 OB van je oefenboek.
- Hoofletters en leestekens.
- Aan de slag met opdrachten

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk nakijken opdracht 2 t/m 8  blz. 118-119 OB van je oefenboek.

Slide 5 - Tekstslide

Wat valt jullie op aan deze zin?
ik ging naar amsterdam daar at ik pannekoeken het was heerlijk

Slide 6 - Tekstslide

Hand omhoog steken bij "goed", hand op tafel bij "fout"
mijn hond heet Max.

We vieren kerst in December.

ik hou van pizza.

Vandaag is het maandag.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens blz 188-191 handboek
Hoofdletters
– begin van de zin (tenzij cijfer, symbool of apostrof!)
– namen (mensen, plaatsen, feestdagen)
Punt (.)
– aan het einde van een gewone zin
Vraagteken (?)
– aan het einde van een vraag
Komma (,) 
– voor een pauze in een zin, opsommingen of als je iemand aanspreekt

Slide 8 - Tekstslide

Uitroepteken (!)
- na een uitroep of bevel
Dubbele punt (:)
- volgt een citaat, opsomming of uitleg.
Puntkomma (;)
- Tussen zinnen die met elkaar verbonden zijn 
Aanhalingstekens (")
- Citaten of nadruk
Haakjes ()
- Extra informatie






Slide 9 - Tekstslide

Afbreekstreepje (-)
- bijv. spelling- en interpunctieregels

Schuin streepje voor een bepaalde  uitspraak
- naar rechtsboven: Hé
- naar linksonder: Hè
 




Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de volgende opdrachten 
Blz. 120-121 van je oefenboek: opdracht 3 (c, e, g, i en j niet), opdracht 6, opdracht 7 (b t/m g, i en j niet) en opdracht 8. 
Blz. 122-123 van je oefenboek:  opdracht 3, opdracht 7, opdracht 8 (c t/m h niet) en opdracht 10.

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk vrijdag 6 juni 3e uur
- Lezen:  blz. 188-191 van je handboek.
- Maken: Blz. 120-121 van je oefenboek: opdracht 3 (c, e, g, i en j niet), opdracht 6, opdracht 7 (b t/m g, i en j niet) en opdracht 8.
Blz. 122-123 van je oefenboek: opdracht 3, opdracht 7, opdracht 8 (c t/m h niet) en opdracht 10.  

- Oefen ter voorbereiding op de spellingtoets met de taken in Numo: samenstellingen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Welk woord moet wél met een hoofdletter?
A
kerstvakantie
B
hollywood
C
zusje
D
stadhuis

Slide 14 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
's Ochtends zei zij: "Joepie !"
B
's Ochtends zij zei: "Joepie !"
C
s' Ochtends zei zij: "Joepie !"
D
's Ochtends zei zij: "Joepie" !

Slide 15 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Het is dinsdag 8 December,
B
Het is dinsdag 8 december,
C
Het is dinsdag 8 december.
D
Het is Dinsdag 8 December.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide