Basisstof 8 + 9
1 / 16
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
Genotype wel, fenotype wel
B
Genotype wel, fenotype niet
C
Genotype niet, fenotype wel
D
Genotype wel, fenotype niet
Slide 4 - Quizvraag
Merle zegt: Op elk chromosoom ligt 1 gen
Werner zegt: Chromosomen komen in lichaamscellen in paren voor
Werner zegt: Chromosomen komen in lichaamscellen in paren voor
A
Beide hebben gelijk
B
Merle heeft gelijk
C
Werner heeft gelijk
D
Beide ongelijk
Slide 5 - Quizvraag
Cavia's kunnen zwartharig en witharig zijn. Zwart is dominant. Er zijn vier mogelijke kruisingen.
Bij welke van de kruisingen is de kans op een witte cavia het grootst?
Bij welke van de kruisingen is de kans op een witte cavia het grootst?
A
heterozygoot X homozygoot dominant
B
homozygoot dominant X homozygoot recessief
C
homozygoot recessief X heterozygoot
D
heterozygoot X heterozygoot
Slide 6 - Quizvraag
Vanaf welk moment komt je genotype tot stand?
A
vanaf de geboorte
B
vanaf de bevruchting
C
komt nooit echt tot stand, kan veranderen
D
vanaf ongeveer je puberteit
Slide 7 - Quizvraag
Op een chromosoom van een zaadcel ligt de informatie die de oogkleur bepaald. In welke van onderstaande weefsel zullen we later bij het kind dit gen aantreffen?
A
Cellen van de iris
B
Cellen van het vaatvlies
C
Huidcellen
D
cellen van de iris, het vaatvlies en huidcellen
Slide 8 - Quizvraag
Twee ouders zijn heterozygoot voor de bruine oogkleur. Bruine ogen zijn dominant over blauwe.
Ze krijgen een eeneiige tweeling Guus en Kees.
Guus heeft blauwe ogen. Hoe groot is de kans dat Kees ook blauwe ogen heeft?
Ze krijgen een eeneiige tweeling Guus en Kees.
Guus heeft blauwe ogen. Hoe groot is de kans dat Kees ook blauwe ogen heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
