12.1 Monohybride kruisingen [les 2] [Jelle]

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Pen, potlood & notitieschrift pakken

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Pen, potlood & notitieschrift pakken

Slide 1 - Tekstslide

Waarom lijk je dan op je ouders?

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je vader kreeg.

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je moeder kreeg.




Slide 2 - Tekstslide

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 3 - Quizvraag

Erfelijkheid
Op je chromosomen liggen bepaalde eigenschappen (oogkleur)

Deze eigenschappen kun je 'overerven' van je ouders

Je krijgt dus 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je moeder en 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je vader


Slide 4 - Tekstslide

Gen en allel
✔ Een gen is een stukje van een chromosomen dat info geeft over een eigenschap.

✔ Varianten van een gen noem je allelen. Bijv. het gen oogkleur heeft variant (allel) 'blauw' en 'bruin'. 




Slide 5 - Tekstslide

Er bestaat een gen haarkleur. Noem minstens 3 bijbehorende allelen.

Slide 6 - Open vraag

Genotype : de info van beide allelen van een gen. (zit het woord gen in)

Fenotype : wat je ziet van een eigenschap. 

Slide 7 - Tekstslide

Genotype
Homozygoot = de twee allelen zijn gelijk aan elkaar
Heterozygoot = de twee allelen zijn verschillend van elkaar

Wat zijn de genotypes van de man, vrouw en het kind?

Slide 8 - Tekstslide

Dominant/recessief
Dominant = allel dat altijd tot uiting komt
Recessief = allel dat niet altijd tot uiting komt

Welk allel is hier dominant en welke is recessief? Hoe zie je dat?

Slide 9 - Tekstslide

Genotype & fenotype noteren
BB = homozygoot dominant
Bb = heterozygoot
bb = homozygoot recessief

Slide 10 - Tekstslide

Ik kruis een vrouw met blauwe ogen met een man met bruine ogen (homozygote). Welke oogkleur krijgen de kinderen?
A
Alleen bruin
B
Alleen blauw
C
Bruin of blauw
D
Dat is niet te bepalen

Slide 11 - Quizvraag

Ik kruis een vrouw met blauwe ogen met een man met bruine ogen (heterozygote). Welke oogkleur krijgen de kinderen?
A
Alleen bruin
B
Alleen blauw
C
Bruin of blauw
D
Dat is niet te bepalen

Slide 12 - Quizvraag

Wat kan ik hier nu mee?
Door deze informatie in een kruisingsschema te stoppen

kun je genotypes en fenotypes van de nakomelingen voorspellen
en kun je dus voorspellen hoe nakomelingen er uit gaan zien.

= het doel van deze les


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Dat kan sneller
1. Bepaal de feno-/genotypes van de ouders
2. Bepaal de gameten
3. Kruisingstabel
4. Genotypen/fenotypen nakomelingen

Vader heeft bruine ogen met een genotype bruin/blauw. Moeder heeft blauwe ogen met een genotype….
Vul de tabel in.

Welk percentage van de kinderen krijgt blauwe ogen? Welk percentage krijgt bruine?

Slide 15 - Tekstslide

Twee ouders zijn heterozygoot voor de bruine oogkleur. Bruine ogen is dominant over blauwe.
Ze krijgen een twee eiige tweeling Guus en Kees.

Guus heeft blauwe ogen. Hoe groot is de kans dat Kees ook blauwe ogen heeft?

Slide 16 - Open vraag

Je hebt 2 katten, een zwart mannetje en een wit vrouwtje (homozygote). Deze katten krijgen allemaal witte jongen. Wit is het dominante allel. Gebruik de letters s en S
a. Zijn deze jonge katjes homozygoot of heterozygoot?
b. Hoe weet je dat?
c. En hoe zit het met de vader en moeder?

Begin met een kruisingstabel in je schrift.

Slide 17 - Open vraag

Sommige planten zijn niet in staat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Bij een tabaksplant die heterozygoot is voor deze eigenschap treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit kiemplanten.

Hoeveel van deze kiemplanten zullen naar verwachting albino zijn?
A
0
B
150
C
300
D
600

Slide 18 - Quizvraag

Een halflangharige cavia heeft een intermediair fenotype. Halflangharige cavia's worden geboren door een kruising tussen een normaalharige cavia en ene langharige cavia. Twee halflangharige cavia's paren met elkaar.

Hoe groot is de kans dat een nakomeling van dit paar halflangharig is?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 19 - Quizvraag

Iemand, die in staat is zijn tong op te rollen is in het bezit van het allel R. Een persoon die zijn tong niet kan oprollen (rr) heeft twee zusters, die dit wel kunnen. Zijn beide ouders kunnen dit ook.

Welke genotypen van de ouders en de zusters zijn dan mogelijk?
A
Ouders RR en Rr, zusters RR en/of Rr
B
Ouders Rr en Rr, zusters alleen RR
C
Ouders RR en Rr, zusters alleen Rr
D
Ouders Rr en Rr, zusters RR en/of Rr

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Extra informatie
- Als we het over de generatie van de ouders hebben, dan praten we over P
- Als we het over de eerste generatie kinderen hebben, dan praten we over F1
- Als we het over de tweede generatie kinderen hebben, dan praten we over F2

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Huiswerk
Maak de opdrachten van 12.1 
oefenen opgave van Lessonup (dia 23) 

Slide 24 - Tekstslide

PKU is een erfelijke stofwisselingsziekte. Dit wordt onderzocht met bloed uit een hielprik bij pasgeboren baby's. Wanneer het kind PKU heeft zal het kind een speciaal dieet moeten volgen.

Twee ouders die beide gezond zijn hebben al een kindje met PKU. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind ook PKU heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 25 - Quizvraag

Bij fruitvliegjes komen vliegen voor met normale vleugels en met korte vleugels.
Een vlieg met normale vleugels wordt gekruist met een vlieg met korte vleugels. Alle 80 nakomelingen hebben normale vleugels. Deze worden onderling opnieuw gekruist.

Hoeveel procent van deze nakomelingen is heterozygoot?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 26 - Quizvraag

Ik kruis een homozygote blonde cavia met een homozygote (dominant) bruine cavia. Vervolgens wordt de F1 nog een keer met elkaar gekruist. Noteer de percentages van de genotypen en fenotypen van de F2.

Slide 27 - Open vraag

Een paardenfokker wil weten of een zwarte hengst homozygoot of heterozygoot is voor vachtkleur. Met wat voor merries moet hij deze hengst kruisen om hier achter te komen? Zwart is dominant, wit (schimmel) is recessief.
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot

Slide 28 - Quizvraag

Ik kan een kruisingsschema van een monohybride kruising maken en daar daar conclusies uit trekken over P, F1 en F2 .
A
Dit lukt mij zelden.
B
Wel kruisingsschema's, geen conclusies.
C
Het lukt even vaak wel als niet.
D
Het lukt mij meestal.

Slide 29 - Quizvraag