NT2 Verleden tijd van werkwoorden

Verleden tijd en voltooide tijd
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verleden tijd en voltooide tijd

Slide 1 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd 

Ik fiets naar huis

Khalid fietst naar huis

Slide 2 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd 

Ik fiets naar huis

Khalid fietst naar huis

Verleden  tijd 


Ik fietste naar huis

Khalid fietste naar huis

Slide 3 - Tekstslide

Verschillende tijden
Tegenwoordige tijd                      -             Ik woon in Amsterdam


Verleden tijd                                    -             Ik woonde in Amsterdam.


Voltooide tijd (vtt)                          -             Ik heb in Amsterdam gewoond


Slide 4 - Tekstslide

Verleden tijd 
Regelmatige werkwoorden  -> volgen de regel Softketchup

Hele werkwoord                               fietsen
De stam                                                fiets             (Softketchup)

- stam + te   (enkelvoud)               fietste
- stam + ten (meervoud)              fietsten 

Slide 5 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
Regelmatige werkwoorden -> volgen de regel

Hele werkwoord                              wonen
De stam                                               woon    (niet in Softketchup)

- stam + de (enkelvoud)                woonde
- stam + den (meervoud               woonden 

Slide 6 - Tekstslide

Voltooid tegenwoordige tijd 
Ik heb in Amsterdam gewoond

Heb gewoond 

Softketchup

Slide 7 - Tekstslide

Ik (pakken) een boek.
A
pakde
B
pakte

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb een boek (pakken)
A
gepaktd
B
gepakd
C
gepakt

Slide 9 - Quizvraag

Wij (wonen) in Nederland)
A
woonden
B
woonten

Slide 10 - Quizvraag

Wij hebben in Nederland (wonen)
A
gewoond
B
gewoont

Slide 11 - Quizvraag

Vul in schudden.
Ik ..... zijn hand gisteren
A
schudde
B
schudden
C
schudte
D
schudten

Slide 12 - Quizvraag

Vul in antwoorden.
Hij ..... gisteren pas heel laat.
A
antwoordte
B
antwoordde
C
anwoorde
D
antwoordten

Slide 13 - Quizvraag

vul in bloeden.
De wonden ..... heel erg
A
bloedde
B
bloedt
C
bloedden
D
bloedte

Slide 14 - Quizvraag

vul in antwoorden.
Het vliegtuig ..... gisteren pas heel laat.
A
landt
B
landden
C
landten
D
landde

Slide 15 - Quizvraag

Onregelmatige werkwoorden
Beginnen-begon- ik ben begonnen
Drinken-dronk-Ik heb gedronken
Dwingen-dwong-Ik heb gedwongen
Schrikken-schrok-Ik ben geschrokken

Slide 16 - Tekstslide

Ik .......(drinken, verleden tijd) mijn cola op.

Slide 17 - Open vraag