Verleden tijd van werkwoorden

verleden tijd






sterke en zwakke werkwoorden
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

verleden tijd






sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zet je een werkwoord in de verleden tijd?

Slide 2 - Woordweb

Tegenwoordige tijd (nu)

Ik fiets naar huis

Khalid fietst naar huis

Slide 3 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

Ik fiets naar huis

Khalid fietst naar huis

Verleden  tijd


Ik fietste naar huis

Khalid fietste naar huis

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende tijden
Tegenwoordige tijd            -             Ik fiets naar huis.

Verleden tijd                          -             Ik fietste naar huis.

Voltooid tijd                            -             Ik ben naar huis gefietst

Slide 5 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden 
Volgen de regel                                                                   - SoFT KeTCHuP
                                                                                                    - T KoFSCHiP

Slide 6 - Tekstslide

Verleden tijd
Regelmatige werkwoorden  -> volgen de regel

Hele werkwoord                               fietsen
De stam                                                fiets             (SoFT KeTCHuP)

- stam + te   (enkelvoud)               fietste
- stam + ten (meervoud)              fietsten 

Slide 7 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
Regelmatige werkwoorden -> volgen de regel


Hele werkwoord                              wonen

Wat is de stam?                                 ...

Wat is de regel?                                ...

Slide 8 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
Regelmatige werkwoorden -> volgen de regel

Hele werkwoord                              wonen
De stam                                               woon    (niet in SoFT KeTCHuP)

- stam + de (enkelvoud)                woonde
- stam + den (meervoud               woonden 

Slide 9 - Tekstslide

        SoFT                  KeTCHuP
In SOFT KETCUP                                                           Niet in Soft Ketchup

+ te/ten                                                                            + de/den



Hele werkwood - en 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de stam van pakken?

Slide 11 - Open vraag

Wat is de verleden tijd enkelvoud van pakken?

Slide 12 - Open vraag

Wat is de verleden tijd meervoud van pakken?

Slide 13 - Open vraag

Wat is de stam van leggen?

Slide 14 - Open vraag

Wat is de verleden tijd enkelvoud van leggen?

Slide 15 - Open vraag

Wat is de verleden tijd meervoud van leggen?

Slide 16 - Open vraag

Wat is de stam van doden?

Slide 17 - Open vraag

Wat is de verleden tijd enkelvoud van doden?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de verleden tijd meervoud van doden?

Slide 19 - Open vraag

Wat is de stam van leven?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de verleden tijd enkelvoud van leven?

Slide 21 - Open vraag

Wat is de verleden tijd meervoud van leven?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de stam van Schudden?

Slide 23 - Open vraag

Vul in schudden.
Ik ..... zijn hand gisteren
A
schudde
B
schudden
C
schudte
D
schudten

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de stam van 'antwoorden'?

Slide 25 - Open vraag

Vul in antwoorden.
Hij ..... gisteren pas heel laat.
A
antwoordte
B
antwoordde
C
anwoorde
D
antwoordten

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de stam van Voeden?

Slide 27 - Open vraag

Vul in voeden.
Wij ..... gisteren de paarden.
A
voedte
B
voedten
C
voedden
D
voedde

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de stam van Landen?

Slide 29 - Open vraag

vul in bloeden.
De wonden ..... heel erg
A
bloedde
B
bloedt
C
bloedden
D
bloedte

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de stam van Landen?

Slide 31 - Open vraag

vul in antwoorden.
Het vliegtuig ..... gisteren pas heel laat.
A
landt
B
landden
C
landten
D
landde

Slide 32 - Quizvraag

Sterke werkwoorden






onregelmatige werkwoorden - volgen de regel niet

Slide 33 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Beginnen-begon- ik ben begonnen
Drinken-dronk-Ik heb gedronken
Dwingen-dwong-Ik heb gedwongen
Klinken-klonk-Ik heb geklonken
Schrikken-schrok-Ik ben geschrokken

Slide 34 - Tekstslide

Ik .......... gisteren van de spin(schrikken)

Slide 35 - Open vraag

Ik .......(drinken, verleden tijd) mijn cola op.

Slide 36 - Open vraag

Mijn moeder ......(dwingen verleden tijd) mij om mijn eten op te eten.

Slide 37 - Open vraag

Disk thema 18.....De toekomst

Slide 38 - Tekstslide

Waar woon jij over 10 jaar?

Slide 39 - Woordweb

Wat wil je later worden?

Slide 40 - Woordweb

Wil je later kinderen?

Slide 41 - Woordweb

Vraag elkaar: 
Hoe ziet jouw leven eruit als je 30 bent?
Hoe ziet jouw leven eruit als je 40 bent?
Hoe ziet jouw leven eruit als je 50 bent?
Hoe ziet jouw leven eruit als je 60 bent?
Hoe ziet jouw leven eruit als je 70 bent?

Slide 42 - Tekstslide