Tekstverbanden en signaalwoorden KB 6-4

Tekstverbanden en signaalwoorden
Doelen van deze les:

  1. Je herkent signaalwoorden in een tekst.

  2. Je kunt opnoemen welk verband / welke relatie verschillende delen van een tekst met elkaar hebben.
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden en signaalwoorden
Doelen van deze les:

  1. Je herkent signaalwoorden in een tekst.

  2. Je kunt opnoemen welk verband / welke relatie verschillende delen van een tekst met elkaar hebben.

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Zinnen en alinea’s staan in een bepaalde volgorde in een tekst en deze hebben iets met elkaar te maken. ​


De schrijver gebruikt vaak signaalwoorden om te laten zien wát de zinnen en de alinea’s met elkaar te maken hebben.​

Een tekst die goed is opgebouwd heeft altijd logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld
Om een opsomming/ volgorde aan te geven, kan een schrijver beginnen met het woord ‘eerst’. ​
​                  Eerst moet er voldoende geld opgehaald worden.​

Signaalwoorden die hierop kunnen volgen in de tekst zijn:​
  • vervolgens​
  • bovendien
  • daarna​
  • ten slotte​



Slide 3 - Tekstslide

Tekstverbanden

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Andere verbanden die door signaalwoorden aangegeven kunnen worden:​
reden of argument    -> daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk.​

tegenstelling               -> maar, echter, desondanks, hoewel, toch.​

conclusie                      -> dus, hieruit volgt, kortom.

oorzaak - gevolg        -> doordat, daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat.




Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Het Rode Kruis zoekt dringend vrijwilligers, om aan de groeiende hulpvraag te kunnen voldoen.​

  • Het Rode Kruis zoekt dringend vrijwilligers, om aan de groeiende hulpvraag te kunnen voldoen.​ 

  • Tekstverband: doel - middel
  •  Doel: Aan de groeiende hulpvraag kunnen te kunnen voldoen 
  • Middel: dringend vrijwilligers zoeken -. moet leiden tot

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Ik lees de krant, zodat ik op de hoogte blijf van al het nieuws.

  • Ik lees de krant, zodat ik op de hoogte blijf van al het nieuws.

  • Tekstverband: oorzaak- gevolg
  • Oorzaak: Ik lees de krant
  • Gevolg: Ik blijf op de hoogte van al het nieuws

Slide 8 - Tekstslide

Welk signaalwoord kan je uit de zin halen?
Welk tekstverband hoort daarbij?

Doordat de trein vertraging had, kwam ik te laat op school.​

Slide 9 - Woordweb

Voorbeeld
Doordat de trein vertraging had, kwam ik te laat op school.​



verband: oorzaak-gevolg
oorzaak: de trein vertraging had
gevolg: te laat komen op school

Slide 10 - Tekstslide

Welke signaalwoord mist er in deze zin?
  • Die gewichtstoename zou komen die vrouwen voor zichzelf net zo veel eten opscheppen als voor hun mannelijke partner.

  • Die gewichtstoename zou komen doordat die vrouwen voor zichzelf net zo veel eten opscheppen als voor hun mannelijke partner.​

Slide 11 - Tekstslide

Welke signaalwoord mist er in deze zin?
Die gewichtstoename zou komen doordat die vrouwen voor zichzelf net zo veel eten opscheppen als voor hun mannelijke partner.​

Tekstverband: Oorzaak - Gevolg
Oorzaak: Net zo veel eten opscheppen als voor hun mannelijke partner.
Gevolg: gewichtstoename


Slide 12 - Tekstslide

Welk signaalwoord mist er in de onderstaande zin?

Die portie is natuurlijk veel te groot, vrouwen minder calorieën nodig hebben.​

Slide 13 - Woordweb

Welk signaalwoord mist er in deze zin?
Die portie is natuurlijk veel te groot, omdat vrouwen minder calorieën nodig hebben.​

Tekstverband: reden/ argument
Reden: vrouwen minder calorieen nodig hebben
Argument: Die portie is natuurlijk veel te groot

Slide 14 - Tekstslide

Belangrijke tips bij kleurlenzen
 
Was altijd eerst uw handen.
Plaats vervolgens de kleurlenzen. Zorg dat de kleurenprint altijd aan de buitenzijde zit. Plaatst u
de lens toch binnenstebuiten in het oog, dan zit de kleurenprint aan de binnenkant. Daardoor raakt de kleurenprint mogelijk uw hoornvlies. Draag nooit
uw lenzen als uw ogen rood of gevoelig zijn.

Naar: gekleurdelenzen.nl

Slide 15 - Tekstslide

Belangrijke tips bij kleurlenzen
 
Was altijd eerst uw handen. Plaats vervolgens de kleurlenzen.
Zorg dat de kleurenprint altijd aan de buitenzijde zit.
Plaatst u de lens toch binnenstebuiten in het oog, dan zit de kleurenprint aan de binnenkant. Daardoor raakt de kleurenprint mogelijk uw hoornvlies.
Draag nooituw lenzen als uw ogen rood of gevoelig zijn.

Naar: gekleurdelenzen.nl

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk:
Lezen 1; Leesteksten verkennen
Lezen 2; De opbouw van een tekst
Woordenschat 3; Moeilijke woorden
Woordenschat 1;  Onbekende woorden begrijpen
Volgende week:
https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/mbo/?menu=3_0
-> MBO Nederlands 2F 2018- 2019 oefenexamen



Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Signaalwoorden geven de lezer een seintje welk verband er is:
  • tussen alinea’s
  • tussen zinnen
  • binnen één zin

Het herkennen van signaalwoorden helpt je om te begrijpen hoe tekstdelen met elkaar samenhangen (= verband of relatie).


Let op
Signaalwoorden worden ook wel verbindingswoorden genoemd!

Slide 19 - Tekstslide

Spinnen aan de drugs
Een normaal spinnenweb ziet eruit als een fietswiel. Een spin heeft drugs gekregen. Het web dat ze weeft neemt heel andere vormen aan. Amerikaanse onderzoekers stelden het vast.
Ze deden een aantal proeven met stimulerende en verdovende middelen.
Spinnen die onder invloed zijn van marihuana beginnen hun web te weven op de gewone manier. Na een poosje verliezen ze hun concentratie.
Ze raken verdoofd. Het web ziet er in het midden uit als een normaal web. Aan de buitenkant zit het vol gaten.

Slide 20 - Tekstslide

Spinnen aan de drugs
Een normaal spinnenweb ziet eruit als een fietswiel. Maar als een spin drugs heeft gekregen, neemt het web dat ze weeft heel andere vormen aan. Dat stelden Amerikaanse onderzoekers vast toen ze een aantal proeven deden met stimulerende en verdovende middelen.
Spinnen die onder invloed zijn van marihuana beginnen hun web te weven op de gewone manier. Maar na een poosje verliezen ze hun concentratie en raken ze verdoofd. Het web ziet er in het midden nog wel uit als een normaal web, maar aan de buitenkant zit het vol gaten.

Slide 21 - Tekstslide

'Jonas heeft zijn verslag gisteren ingeleverd, maar Cara levert het pas volgende week in'.

Welk tekstverband wordt hier gebruikt?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
volgorde in tijd

Slide 22 - Quizvraag

'Doordat hij de boot heeft gemist, kan hij niet meer mee op reis.'

Welk tekstverband wordt hier gebruikt?
A
voorbeeld
B
toelichting
C
oorzaak-gevolg
D
conclusie

Slide 23 - Quizvraag

'Mits er voldoende mensen zich aanmelden voor de training, zal deze wel of niet doorgaan.'

Dit is een...

A
Tegengesteld tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Voorwaardelijk tekstverband
D
Samenvattend tekstverband

Slide 24 - Quizvraag

Oriënterend lezen:
De overheid volgt ons, tot voorbij de voordeur

Slide 25 - Tekstslide

Bevat deze tekst een lead?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van deze tekst
(in één of enkele woorden)

Slide 27 - Woordweb

Oefenen met signaalwoorden, tekstverband en verwijswoorden

Slide 28 - Tekstslide

Tekstverbanden

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
A
Een woord waarmee een verband wordt aangegeven tussen twee alinea’s, zinnen of deelzinnen.
B
Een woord waarmee de schrijver wil zeggen dat er iets belangrijks komt.
C
Een woord waarmee de schrijver de aandacht wil trekken.
D
Een woord waarmee het einde van de tekst wordt aangeduid.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is GEEN functie van signaalwoorden in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 31 - Quizvraag

wat is geen signaalwoord
A
die
B
dus
C
maar
D
bovendien

Slide 32 - Quizvraag

Voorbeelden van signaalwoorden zijn:
A
de, het, een
B
eerst, daarna, vervolgens, omdat
C
die, dat, wie, wat
D
jou, jouw, onze, jullie

Slide 33 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor een toelichting?
A
ten eerste, ten tweede, ook, ten slotte, verder
B
maar, echter, toch, enerzijds, hoewel
C
voordat, eerst, vroeger, intussen, tijdens
D
bijvoorbeeld, zoals, onder andere

Slide 34 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor een tegenstelling?
A
ten eerste, ten tweede, ook, ten slotte, verder
B
maar, echter, toch, enerzijds, hoewel
C
voordat, eerst, vroeger, intussen, tijdens
D
dus, daardoor, hieruit volgt, kortom

Slide 35 - Quizvraag

Wat is géén signaalwoord voor een opsomming?
A
tevens
B
en
C
ten eerste
D
omdat

Slide 36 - Quizvraag

omdat, daarom en want zijn signaalwoorden voor:
A
reden
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
volgorde van tijd

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het tekstverband bij het signaalwoord 'daardoor'?
A
tijd
B
samenvatting
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming/volgorde

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het tekstverband van het signaalwoord 'zoals'?
A
reden
B
conclusie
C
tijd
D
toelichting/vergelijking

Slide 39 - Quizvraag