2 H2B2 KUBV les 2.4 Architectuur en Perspectief

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide


Welke materialen zijn gebruikelijk in de architectuur van nu? Noem er zoveel mogelijk.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide


Noem zoveel mogelijk soorten versiering op het Centraal Station en zeg erbij van welk materiaal ze zijn gemaakt

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide


Vergelijk de twee kerken op het kenmerk van de omgeving
Antwoord in hele zinnen.

Slide 11 - Open vraag


Vergelijk de twee kerken op het kenmerk van de materialen
Antwoord in hele zinnen.

Slide 12 - Open vraag


Vergelijk de twee kerken op het kenmerk van de decoratie
Antwoord in hele zinnen.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


Noteer enkele kenmerken 
van de vormgeving.
Antwoord in hele zinnen.

Slide 17 - Open vraag


Noteer enkele kenmerken 
van de vormgeving.
Antwoord in hele zinnen.

Slide 18 - Open vraag


Noteer enkele kenmerken 
van de vormgeving.
Antwoord in hele zinnen.

Slide 19 - Open vraag


Noteer enkele kenmerken 
van de vormgeving.
Antwoord in hele zinnen.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide


Welk interieur hoort bij dit gebouw?
A
B
C
D

Slide 23 - Quizvraag


Welk interieur hoort bij dit gebouw?
A
B
C
D

Slide 24 - Quizvraag


Welk interieur hoort bij dit gebouw?
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag


Welk interieur hoort bij dit gebouw?
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide


Je ziet meteen dat deze twee gebouwen heel verschillend zijn... Maar om de verschillen specifiek te kunnen benoemen moet je goed kijken! Dit doe je door te door te kijken naar de vormgevingskenmerken omgeving, decoratie, vormen. Wees daarbij specifiek, dus niet ‘het heeft een andere vorm’. Noteer je vergelijking nauwkeurig betrek deze op beide gebouwen.

Slide 30 - Open vraag

Voorbeeld

Slide 31 - Tekstslide


Vergelijk nu deze twee theaters in Amsterdam: 
de Stadsschouwburg (1) en het DeLaMar Theater (2). 
Maak gebruik van verschillende vormgevingskenmerken openingen, decoraties, vormcontrasten, materialen. Wees daarbij specifiek, dus niet ‘het heeft een andere vorm’. Noteer je vergelijking nauwkeurig betrek deze op beide gebouwen.

Slide 32 - Open vraag


Ook deze twee gebouwen ga je vergelijken. Belangrijk is dat je nu niet alleen op zoek gaat naar verschillen maar ook overeenkomsten zoekt. Noteer je vergelijking nauwkeurig betrek deze op beide gebouwen. Let speciaal op de kenmerken omgeving, vormen, openingen, materiaal, vormcontrast, decoratie

Slide 33 - Open vraag