chronische vragen

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 1

de chronische quiz

in hoeveel fases verloopt een chronische ziekte over het algemeen?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Prodromale fase

Chronische fase

Diagnostische fase

Behandelfase

Prodomale fase

Diagnostische fase

Behandel fase

Chronische fase

start bij aanmelding arts, onderzoeken

Voorafgaande fase, eerste verschijnselen

duidelijk geen herstel mogelijk. medicatie en therapie voor evenwicht in stand houden

verslechtering voorkomen, enige verbetering mogelijk

Kenmerk van een chronische ziekte

Geen kenmerk van een chronische ziekte

de ziekte duurt reeds 6 maanden

Geen genezing mogelijk

Uiteindelijk rolstoel afhankelijk

Zorgt voor beperking in zelfzorg, onafhankelijk wonen en sociale interactie

Gevolgen voor activiteiten en maatschappelijke participatie

Altijd familiare oorzaken

er wordt een beroep gedaan op de gezondheidszorg.

Altijd een acuut begin van klachten

Het ziekteverloop in de chronische fase kan verschillen. Welke ziekte verlopen Behoort ❌NIET❌ in de chronische fase?

1. Progressief ziekteverloop
2. Cognitief ziekteverloop
3. Permanent ziekteverloop
4. Cyclisch ziekteverloop

Progressief ziekteverloop

Permanent ziekteverloop

Cyclisch ziekteverloop

ziekteverschijnselen en beperkingen blijven gedurende lange tijd hetzelfde.

ziekteverschijnselen worden geleidelijk erger en de beperkingen nemen langzaam toe

Afwisselend toename of afname van steeds terugkerende ziekteverschijnselen en beperkingen

De chronisch zieke zorgvrager maakt de biologische, sociale en aan zijn ziekte gerelateerde veranderingen door. Die veranderingen of overgangen noem je ook wel:

1. Cognities
2. Transities
3. Poplitiea
4. Posities

Wat kun je als verpleegkundige doen als een zorgvrager in de financiële problemen komt?

1. De situatie bespreken en in beeld krijgen hoe een zorgvrager zijn financiële problemen ervaart.
2. Geld lenen aan de zorgvrager zodat de problemen verminderen
3. Advizeren naar de bank te gaan om geld te lenen
4. Je doet niks, dit is schending van privacy

Welke taak heeft de verpleegkundige bij pijnbestrijding

1. Alle antwoorden zijn juist
2. Bespreken en toelichten
3. effect observeren en rapporteren
4. Waar nodig, toedienen

Langdurige zorg heeft risico's voor de verpleegkundige. Welke?

1. Alle antwoorden zijn juist
2. Door routine vergeten kritisch en bewust te handelen. Verminderde professionele afstand.
3. Je gaat de patiënt bij de voornaam noemen
4. Geen interesse meer in de zorg voor de patiënt.

Tijdens het verpleegkundig anamnesegesprek stel je zoveel mogelijk gesloten dat scheelt tijd en kosten.

1. Waar
2. Niet waar

Zelfmanagement voor een chronisch zieke zorgvrager is:

1. Alle antwoorden zijn juist
2. Goed, want Zelfmanagement en de eigen regie van de zorgvrager leidt tot een betere controle over de ziekte en het ziekteproces en tot meer therapietrouw
3. Slecht, want de zorgvrager weet niet wat de beste medische behandeling voor hem/haar is en leidt tot minder therapietrouw
4. Goed, want het zorgt voor minder werkdruk bij de verpleegkundige. zelfmanagment heeft geen invloed op therapietrouw

Een verpleegkundige interventie beschrijf je aan de hand van vijf onderdelen:

1. Wie, wat, waar, waarmee en wanneer.
2. Waarom, hoe, waar, waarmee en wanneer.
3. wie, wat, waar, waarover, waarheen
4. patient, verpleegkundige, arts, familie, doel

Therapietrouw:
Welke stellingen zijn juist?

1. Alle antwoorden zijn juist
2. Is de mate waarin de zorgvrager adviezen en behandelingen opvolgt
3. Als verpleegkundige ga je na of de zorgvrager het gevoel heeft dat hij de regie over zijn eigen leven heeft.
4. Regelmatige informatie en motivatie voor alle vormen van therapie bevorderen het opvolgen van adviezen.

Als je meerdere verpleegdoelen gaat formuleren, begin je met het urgentste probleem.

1. Waar
2. Niet waar

Een affectief doel haal je met je

1. Hart (houding en gedrag)
2. Hoofd (kennis)
3. affectieve doelen bestaan niet
4. Handen (kunde)

Mensen die verdacht worden van een CVA krijgen een?

1. KAST test
2. FAST test
3. LAST test
4. CVA test

Een van de verschillen tussen de RUMBA- en de SMART-methode is dat je bij de RUMBA-methode ook een tijdsbepaling toevoegt aan het verpleegdoel.

1. Waar
2. Niet waar. Geen tijdsbepaling, maar een hulpmiddel
3. Niet waar. Geen tijdsbepaling, maar aantoonbaar gedrag
4. Niet waar. Geen tijdsbepaling, maar een relevantie van het doel

Subcutaan gespoten medicatie wordt:

1. Sneller opgenomen dan intra musculair
2. Even snel opgenomen als intra musculair
3. Trager opgenomen dan intra musculair
4. Niet opgenomen maar afgebroken

in een spuit zit een oplossing medicatie 4mg in 10ml.
De patient moet 1mg krijgen, hoe veel ml geef je?

1. 2.5ml
2. 2ml
3. 1ml
4. 2.5dl

De rol van verpleegkundige in de revalidatie is vooral gericht op:

1. Alle antwoorden zijn juist
2. Coachen
3. Medische handelingen
4. Sporten

Klaar