In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Alles draait om geld
Slide 1 - Woordweb
Hebben we een overheid nodig?
Leerdoelen rood:
Je geeft voorbeelden uit je eigen woonomgeving van goederen en diensten die door de gemeente worden verzorgd.
Je geeft voorbeelden van indirecte en directe belastingen.
Slide 2 - Tekstslide
Hebben we een overheid nodig?
Leerdoelen wit:
Je beschrijft hoe de overheid functioneert.
Je legt het verschil uit tussen directe en indirecte belastingen en je geeft voorbeelden van indirecte en directe belastingen.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Enkele belangrijke taken van de overheid zijn:
- zorgen voor een goede democratische besluitvorming;
- zorgen voor openbare orde en veiligheid;
- zorgen voor voorzieningen zoals wegen, bruggen en uitkeringen voor mensen zonder werk.
Slide 5 - Tekstslide
Wie vormen de overheid?
Meer dan zestienhonderd organisaties en instanties maken deel uit van de overheid. Daar horen de elf ministeries bij, de twaalf provincies en de 390 gemeenten.
Slide 6 - Tekstslide
Wat voor bestuursvorm heeft Nederland?
A
Monarchie
B
Democratie
C
Republiek
D
Theocratie
Slide 7 - Quizvraag
De Nederlandse staat is opgedeeld in de volgende drie machten.
A
Wetgevende macht
B
Rechterlijke macht
C
Politieke macht
D
Uitvoerende macht
Slide 8 - Quizvraag
Wat is artikel 1 van de Nederlandse grondwet?
A
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.
B
Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.
C
Het recht tot vereniging wordt erkend.
D
Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.
Slide 9 - Quizvraag
Hebben we geld en banken nodig?
Leerdoel rood: Je legt uit waar geld voor gebruikt wordt en je licht de rol van de Nederlandsche Bank toe.
Leerdoel wit: Je legt uit waar geld voor gebruikt wordt en het ontstaan van geld. Je verklaart waarom vertrouwen in geld essentieel is.
Slide 10 - Tekstslide
Chartaal geld
Giraal geld
Ruil- of betaalmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel
Slide 11 - Tekstslide
Een ander woord voor contant geld is?
A
euro
B
chantabel geld
C
giraal geld
D
chartaal geld
Slide 12 - Quizvraag
De functie van banken
* De Nederlandsche Bank (DNB)
* Europese Centrale Bank (ECB)
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Wanneer is de euro ingevoerd?
A
1 januari 2000
B
1 januari 2001
C
1 januari 2002
D
1 januari 2003
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer is de euro ingevoerd?
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
In hoeveel landen is op dit moment de euro wettig betaalmiddel?
A
12
B
19
C
18
D
28
Slide 17 - Quizvraag
De landen waar je met de euro kunt betalen vormen samen de Eurozone.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Hebben we de EU nodig?
Leerdoel rood: Je legt uit waarom Nederland onderdeel uitmaakt van de EU en waarom het soms lastig is om samen te werken op dit terrein.
Slide 19 - Tekstslide
Hebben we de EU nodig?
Leerdoel wit: Je legt uit waarom Nederland onderdeel uitmaakt van de EU en waarom het soms lastig is om op economisch gebied samen te werken.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Geschiedenis van de EU
1951: Europese Gemeenschap voor kolen en staal. (EGKS)
1967: Europese Gemeenschap. (EG)
1993: Europese Unie. (EU)
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Slide 24 - Tekstslide
Voordelen EU
Vrede
Vrije handel (wegvallen grenzen)
Versterking economie
Vrij reizen, wonen, werken en studeren in de lidstaten
Samenwerking
Nadelen EU
Bijdrage begroting EU
Bewegingsvrijheid is minder (regels EU boven land)
Steun aan lidstaten in problemen
Slide 25 - Tekstslide
In de Europese Unie (EU) is geen vrijhandel.
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quizvraag
In de Europese Unie zijn er gemeenschappelijke regels.
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quizvraag
In de Europese Unie is er vrij verkeer van: goederen, diensten, personen, kapitaal