5.4 Vermogen en Energie

     H5.4 Vermogen en energie


  • Binnen = beginnen 
  • Ga rustige op je plek zitten.
  • Telefoon uit en in de tas bewaren.
  • Lees je Nova boek blz. 151 t/m 153.



1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

     H5.4 Vermogen en energie


  • Binnen = beginnen 
  • Ga rustige op je plek zitten.
  • Telefoon uit en in de tas bewaren.
  • Lees je Nova boek blz. 151 t/m 153.



Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Practicum H5 Elektriciteit deadline (Vrijdag 12-03)
  2. Herhaling 5.1 t/m 5.3  (5min)
  3. Uitleg paragraaf 5.4  (10 min)
  4. Zelfstandig werken (10 min)
  5. Afsluiting (5 min)
   

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de eenheid van spanning?
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 3 - Quizvraag

Maakt het uit waar je de stroomsterkte meet?
A
Ja, voor het lampje is die het hoogst
B
Ja, na het lampje is die het hoogst
C
ja, maar je weet niet waar die het hoogste is
D
nee, de stroomsterkte is overal even groot

Slide 4 - Quizvraag

Voorbeelden van spanningsbronnen zijn ....
A
batterij, dynamo, spoel
B
dynamo, elektromagneet, zonnecel
C
batterij, dynamo, zonnecel
D
batterij, zonnecel, elektromagneet

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 6 - Quizvraag

Ampère staat voor
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte

Slide 7 - Quizvraag

Spanning is een grootheid. Wat is de eenheid van spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A

Slide 8 - Quizvraag

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 9 - Quizvraag



A
1. kruis en 2. ongeveer
B
1. lampje en 2. ongeveer
C
1. lampje en 2. batterij
D
1. kruis en 2. batterij

Slide 10 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 5 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 6 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 12 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je een....
A
Zekering
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Weerstand

Slide 13 - Quizvraag

Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 14 - Quizvraag

Welk antwoord is juist?
A
Een batterij levert een stroom
B
Een batterij raakt nooit leeg
C
Een batterij is milieu vriendelijk
D
Een batterij heeft 2 + aansluitingen

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen
  • De leerling kent het begrip vermogen en kan dit uitleggen.
  • De leerling kent de formule P = U x I en kan hiermee rekenen.
  • de leerling weet wat capaciteit is en kan rekenen met de formule C = I x t

Slide 16 - Tekstslide

Vermogen
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.

Slide 17 - Tekstslide

Vermogen
Een apparaat met een klein vermogen, gebruikt per 
seconde weinig energie 


Maar een apparaat met een GROOT vermogen gebruikt 
per seconde veel energie

Slide 18 - Tekstslide

Vermogen  (P)
Het vermogen (P) hangt af van: De spanning (U).
Hoe meer Volt (V), des te groter is het vermogen.

Het vermogen (P) hangt óók af van: De stroomsterkte (I).
Hoe meer Ampère, des te groter het vermogen.
                          De formule voor het vermogen is dus:
                                               P = U x I

Slide 19 - Tekstslide

formule van vermogen
                      vermogen = spanning x stroomsterkte
                                 P         =       U            x               I 

Slide 20 - Tekstslide

Vermogen
Als we dus de spanning (U) invullen in Volt (V), en de stroomsterkte (I) in Ampere (A). Dan krijgen we het vermogen (P) in Watt (W).

Apparaten met een groot vermogen verbruiken dus meer elektriciteit en zullen dus sneller de batterij of accu waarop ze werken opmaken. Denk aan het heel helder zetten van je smartphone scherm. Het vermogen is dan groot, dus de accu zal sneller leeg raken. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Vermogen = spanning x stroom
 Watt = Volt x Ampère
Let op! Soms moet je  eerst milliampère  omrekenen naar ampère!
1 A = 1000 mA
 Van mA naar A: delen door 1000

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen
Een lampje is aangesloten op 12 V. Door het lampje gaat een stroomsterkte van 5 A. Wat is het vermogen van het lampje?



timer
2:00

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen
Een lampje is aangesloten op 12 V. Door het lampje gaat een stroomsterkte van 5 A. Wat is het vermogen van het lampje?
P = U x I
P = 12 V x 5 A= 60 V x A
P = 60 W


Slide 25 - Tekstslide

Oefenen
Een magnetron van 1800 W is aangesloten op het stopcontact. Wat is de stroomsterkte door de magnetron?
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Oefenen
Een magnetron van 1800 W is aangesloten op het stopcontact. Wat is de stroomsterkte door de magnetron?

I = P : U
I = 1800 : 230
I = 7,8 A

Slide 27 - Tekstslide

Capaciteit
Als je een batterij meer gebruikt of er vloeit een grotere stroom, dan is hij sneller leeg.

Slide 28 - Tekstslide

Formule capaciteit
C = I x t
C = capaciteit (mAh)
I = stroomsterkte (mA)
t = tijd (h)

Stel je voor; de capaciteit v.e. accu is 2300 mAh.
D.w.z. Als er één uur lang 2300 mA vloeit is deze leeg.

Slide 29 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld capaciteit
Bereken hoe lang een accu met een capaciteit van 1000 mAh mee gaat als er 0,1 A vloeit.

Slide 30 - Tekstslide

Geg; 
C = 1000 mAh
I = 100 mA

Gevr: t

Opl:
t = C/I
t = 1000 mAh : 100mA
t = 10 h

Slide 31 - Tekstslide

Nut lesdoel
Begrijpen dat een accu van 600 mAh voor je fototoetstel onvoldoende is.
Vermogens staan op elk apparaat vermeld.
P = U X I is erg belangrijk bij je toets.

Slide 32 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Wat: Lees H5.4 en maak opgaven: 38 t/m 40 op blz. 154
  • Hoe: Zelfstandig werken.
  • Hulp: Nova boek / Docent.
  • Tijd: 10 min 
  • Uitkomst: 38, 39 en 40 af
  • Klaar: Huiswerk maken 41, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 49 & 50 op blz. 154 t/m 156.

timer
10:00
timer
5:00

Slide 33 - Tekstslide

formule van vermogen is
A
vermogen = spanning / stroomsterkte
B
vermogen = spanning x stroomsterkte
C
vermogen = spanning + stroomsterkte
D
vermogen = spanning - stroomsterkte

Slide 34 - Quizvraag

Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren

Slide 35 - Quizvraag

Juist/onjuist:
Apparaten met een klein vermogen zijn energiezuiniger dan apparaten met een groot vermogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Op de verpakking van een lampje staat: 12 V / 0,5 A.
Bereken het vermogen.
A
24W
B
12W
C
6W
D
60W

Slide 37 - Quizvraag

Bereken het vermogen van een stofzuiger die 1500 mA gebruikt en op het lichtnet werkt.
A
345 W
B
345000 W
C
0,345 W
D
3,45 W

Slide 38 - Quizvraag

Koffiezet apparaat is aangesloten op het lichtnet. Het apparaat neemt 3 A op. Bereken het vermogen (P).
A
3W.s
B
690W
C
230W
D
690kW

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide