3.4 Nederland tijdens het interbellum
1 / 48
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wie heeft de macht in Rusland in 1919?
A
Tsaar Nicolaas
B
Lenin
C
Stalin
D
Wilhelm II
Slide 5 - Quizvraag
Wie is deze man?
A
Tsaar Nicolaas II
B
Lenin
C
Stalin
D
Wilhelm II
Slide 6 - Quizvraag
In welk jaar komt Lenin aan de macht?
Slide 7 - Open vraag
Wat is een showproces?
A
Schijnproces om democratisch te lijken
B
Een feestelijke processie
C
Iets dat alleen onder Stalin gebeurde
D
Een proces op televisie
Slide 8 - Quizvraag
Voor hoeveel jaar werd de economie gemiddeld gepland in de SU?
Slide 9 - Open vraag
Welk onderdeel van het nazisme is niet per definitie ook fascistisch?
A
Geweld is goed
B
Er is één sterke leider
C
Jodenhaat
D
Democratie is onzin
Slide 10 - Quizvraag
Geef een ander woord voor Jodenhaat
Slide 11 - Open vraag
Hitler vond dat de Untermenschen meer rechten moesten hebben
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Hitler wint de verkiezingen van 1933 en is daarom Rijkskanselier geworden
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Hoe heet de scoutinggroep waar jongens verplicht lid van moesten zijn?
Slide 14 - Open vraag
De knokploeg en de beveiliging van de NSDAP worden ... genoemd.
A
Gestapo
B
SA
C
SS
D
Hitlerjugend
Slide 15 - Quizvraag
De geheime politie van het Derde Rijk wordt ... genoemd.
A
Gestapo
B
SA
C
SS
D
Hitlerjugend
Slide 16 - Quizvraag
De lijfwacht van Hitler/leger wordt ... genoemd.
A
Gestapo
B
SA
C
SS
D
Hitlerjugend
Slide 17 - Quizvraag
Hoe worden de wetten genoemd die Joden buiten de samenleving plaatsten?
Slide 18 - Open vraag
In december 1938 vertrekken er ineens veel Joden uit Duitsland. Wat is hiervan de oorzaak?
Slide 19 - Open vraag
Op de conferentie van Munchen wordt besloten dat Oostenrijk bij Duitsland hoort
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Waarom was het vreemd dat Hitler en Stalin een niet-aanvalsverdrag sloten?
A
Hitler en Stalin waren beiden dictator
B
Hitler had een hekel aan communisten
C
Stalin had een hekel aan communisten
D
Hitler en Mussolini sloten een verdrag
Slide 21 - Quizvraag
Welk begrip past er bij de afbeelding?
A
Collectivisatie
B
Strafkamp
C
Eigendom
D
Planeconomie
Slide 22 - Quizvraag
Hoe wordt Duitsland genoemd tussen 1918 en 1933?
Slide 23 - Open vraag
Hoe heet het plan in 1924 om Duitsland economisch te helpen?
Slide 24 - Open vraag
Wat is een van de oorzaken van de Beurskrach?
A
Duitsland heeft te grote schulden
B
Amerikanen lenen te veel
C
Amerikanen verkopen massaal hun aandelen
D
Amerikanen kochten massaal aandelen
Slide 25 - Quizvraag
Hoe heet de fascistische leider van Italië?
Slide 26 - Open vraag
Welke hoort niet bij Mussolini?
A
Geweld is goed
B
Democratie is slecht
C
Joden zijn slecht
D
Nationalisme is belangrijk
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Waarvoor moesten werklozen naar het stempelkantoor?
A
Om geholpen te worden een baan te vinden.
B
Om steun aan te vragen.
C
Om voedselbonnen te halen.
D
Zodat ze niet zwart zouden werken.
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Bij werkverschaffingsprojecten, zoals het aanleggen van een bos of kanaal, moest iedereen hetzelfde werk doen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Hoe probeert de NSB met deze poster stemmen te winnen?
Slide 41 - Open vraag
Hoe probeert de NSB met deze poster stemmen te winnen?
