2 HV les 8 112: mv, vzv, bwb

Lezen
timer
10:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les

- kun onderscheid maken tussen en NG en WG

Slide 2 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Degene die iets ontvangt of verneemt
 Voorzetsel: aan --> hoeft niet in de zin te staan!


Jill en Kim gaven een cadeau aan hun moeder.
Ik vroeg (aan) haar of ze nog op vakantie ging. 
Zij heeft de kast een erg leuke kleur gegeven.

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp
Een vaste combinatie
Drukt uit waar het gezegde betrekking op heeft
Kan bij NG en WG voorkomen

Ben je boos over die opmerking? (boos zijn over)
Ik wacht al uren op de bus. (wachten op)

Slide 4 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling 
Geven meer informatie over wat werkwoorden in de zin uitdrukken.
Prullenbak = dat wat overblijft
waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel

Slide 5 - Tekstslide

Bijwoord 
Geeft meer informatie over een ander woord in de zin (bn, ww, zn) 

bijwoorden van graad: heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke

bijwoorden van plaats/richting: waarheen, hier, elders, ginds, opzij

bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs
aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu

onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd

vragende bijwoorden: waar, wanneer, hoe

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoord
  Die auto rijdt erg hard
Hard zegt iets over het rijden en niet over die auto. Omdat het iets zegt over het werkwoord, is het een bijwoordelijke bepaling.

Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat iets zegt over het gezegde.

(a) Dat is een erg zware val.
(b) Die auto rijdt heel snel.

In zin (a) zegt erg iets over zwaar, niet over val. In zin (b) zegt heel iets over snel.
Erg en heel zeggen dus iets over een niet-zelfstandig naamwoord; ze zeggen iets over de bijvoeglijke naamwoorden zware en snel. 
Omdat ze iets zeggen over niet-zelfstandig naamwoorden zijn het bijwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe moet het?
Vorige week wilden Bart, Kees en Ben een cadeaubon gaan kopen bij de boekhandel voor de jarige juf.

Slide 8 - Tekstslide

Vorige week | wilden | Bart, Kees en Ben | een cadeaubon | gaan kopen | bij de boekhandel | voor de jarige juf.
pv: wilden

wwg: wilden gaan kopen

ow: Bart, Kees en Ben

lv: een cadeaubon

mv: voor de jarige juf

bwb: vorige week, bij de boekhandel

Slide 9 - Tekstslide