ENT Basis Del A H3 Omgaan met anderen

H3 Omgaan met anderen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Omgaan met anderen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
- normen en waarden
- respect en empathie
- samenwerken met anderen
- feedback geven en ontvangen
- oplossen van conflicten

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht
blz. 57
Vaak streef je samen met anderen een doel na.
Bedenk een gezamenlijk doel voor de volgende groepen.

Slide 3 - Tekstslide

Kennismaken en groeten
- jezelf voorstellen
- de hand schudden
- de persoon aankijken
- probeer de naam te onthouden
- naam vergeten? vraag nog eens de naam te herhalen

Slide 4 - Tekstslide

Begroeten
Het kan zijn dat je mensen op het werk al vaker gezien hebt.
Begroet elkaar. 
Soms begroet je elkaar dan op een andere manier dan elkaar nog de hand geven.
Respecteer sowieso altijd de normen en waarden van de ander. 

Slide 5 - Tekstslide

Maken
Maak opdracht 3.01 t/m 3.07
blz. 58-62

Slide 6 - Tekstslide

waarden
Waarden = geven aan wat jij belangrijk vindt in het leven. Het zijn dingen die voor jou wenselijk zijn.

Bijvoorbeeld: geduld hebben

Slide 7 - Tekstslide

Normen
Normen = regels waarvan jij vindt dat jij en anderen zich eraan moeten houden

Bijv. als de trein/bus/tram aankomt, wacht je eerst tot de mensen uitgestapt zijn, voordat je zelf in stapt. 

Slide 8 - Tekstslide

waarden en normen samen
Waarden en normen hebben alles met elkaar te maken. 
Als 'sociaal zijn' een waarde van jou is, is jouw norm waarschijnlijk oo:
- op tijd komen 
- anderen helpen waar je kunt.

Slide 9 - Tekstslide

Maken
Maak opdracht 3.08 t/m 3.12
blz. 64-66

Slide 10 - Tekstslide

Respect
Respect = respect toon je door goed om te gaan met de waarden en normen van anderen.

Behandel iedereen gelijk en benader mensen met respect. 

Slide 11 - Tekstslide

Respect
Het kan voorkomen dat je niet altijd dezelfde mening hebt als anderen, maar is het belangrijk dat je naar anderen luistert. 

Slide 12 - Tekstslide

Respectvolle omgang
Bij een respectvolle omgang maak je geen onderscheid tussen:
- man en vrouw
- geloofsovertuiging
- afkomst
- arm en rijk

Slide 13 - Tekstslide

Respectvolle werkhouding
Bij een respectvolle werkhouding: 
* maak je geen onderscheid tussen collega's onderling of klanten/gasten/ cliënten 
* ga je zorgvuldig om met privacygegevens en eigendommen
* luister je naar anderen

Slide 14 - Tekstslide

Empathie
Empathie = het kunnen verplaatsen in de gevoelens van anderen.
Je probeert in te schatten hoe de ander zich voelt.
Door empathie te tonen, laat je zien dat je het belangrijk vindt wat anderen voelen en wensen.

Slide 15 - Tekstslide

Maken
Maak opdracht 3.13 t/m 3.19
blz. 67-70

Slide 16 - Tekstslide

Samenwerken
Op school, op stage of op het werk werk je samen met anderen. Iedereen heeft zijn eigen kwaliteiten. Hierdoor kun je elkaar versterken en van elkaar leren. 
Kwaliteiten zijn goede eigenschappen van een persoon.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden kwaliteiten
vrolijk, enthousiast, betrouwbaar, serieus, optimistisch, netjes, dapper, ontspannen, actief, bescheiden, sociaal, spontaan, creatief, flexibel, duidelijk, liefdevol, geduldig, behulpzaam. sterk, humoristisch, zelfverzekerd, hardwerkend, aardig, zelfstandig, handig, belangstellend, verantwoordelijk, zorgzaam, avontuurlijk, positief, luisteraar, slim, rustig, gevoelig, organisatorisch, zorgvuldig, eerlijk, leergierig...

Slide 18 - Tekstslide

Randvoorwaarden goede samenwerking
- iedereen houdt zich aan afspraken en deadlines
- luister naar elkaar
- maak samen beslissingen
- deel de verantwoordelijk, werk samen naar een einddoel
- communiceer met elkaar, maak duidelijke afspraken
- sta open voor elkaars feedback

Slide 19 - Tekstslide

Maken
Maak opdracht 3.20 t/m 3.21
blz. 71-72

Slide 20 - Tekstslide

Feedback geven en ontvangen
Feedback = terugkoppeling
Je geeft aan wat je van iets vindt.
Functies van feedback:
- je wilt gewenst gedrag stimuleren
- je wilt ongewenst gedrag veranderen

Slide 21 - Tekstslide

Soorten feedback
verbale feedback = je geeft feedback met woorden
non-verbale feedback = je geeft feedback met je gezichtsuitdrukkingen, houding of gebaren
spontane feedback = je geeft feedback zonder dat iemand ernaar vraagt
feedback op verzoek = je geeft feedback nadat iemand jou om feedback vraagt
formele feedback = je geeft iemand tijdens een officieel moment feedback
informele feedback = je geeft iemand tussendoor een compliment of tip

Slide 22 - Tekstslide

Tips voor feedback
Zowel de manier waarop je feedback geeft, als de inhoud van je boodschap is belangrijk. Tips voor feedback zijn:
- beschrijf duidelijk over welk gedrag het gaat
- gebruik een ik-boodschap
- wacht niet te lang met feedback geven
- wissel positief met negatief af

Slide 23 - Tekstslide

Tips voor feedback
- doe een verbetervoorstel
- vertel jouw gevoel
- let op non-verbaal gedrag
- richt je op het resultaat
- controleer of de ander jou begrijpt

Slide 24 - Tekstslide

Feedback ontvangen
Stel je open voor feedback. Je kunt er namelijk veel van leren. 
Regels voor het ontvangen van feedback:
- luister goed naar de ander
- vraag wat de ander stoort, als het voor jou niet duidelijk is
- bespreek hoe je dit kunt veranderen of wat de gevolgen zijn
- verander indien nodig je gedrag

Slide 25 - Tekstslide

kritiek
kritiek = Met kritiek keurt iemand iets af of heb je iets fout gedaan. 
Kritiek is niet hetzelfde als negatieve feedback. Als de negatieve feedback goed gegeven wordt, kom je te weten waar je in kunt groeien of wat je de volgende keer anders kunt doen.

Slide 26 - Tekstslide

Negatieve feedback
Omgaan met negatieve feedback is lastig. Belangrijk is om te weten dat het niet persoonlijk is bedoeld. Het gaat om wat je hebt gedaan en niet om wie je bent! Het is juist goed om even na te denken over de feedback. Daarna kun je kijken wat je ermee gaat doen. Bedank de ander voor het geven van feedback.

Slide 27 - Tekstslide

Maken
Maak opdracht 3.23 t/m 3.29
blz. 73-77

Slide 28 - Tekstslide

Conflicten oplossen
conflict = een situatie waarin mensen een andere mening hebben.
Ruzie = als mensen boos worden op elkaar. 
Een conflict kan oplopen tot een ruzie. Ruzie helpt niet bij de zoektocht naar een oplossing.

Slide 29 - Tekstslide

Positieve effect van conflicten
- het kan opluchten, als je kunt zeggen wat je dwars zit
- het kan vernieuwingen bieden, omdat je nadenkt over creatieve oplossingen
- het maakt je bewust van je eigen mening (wat wil ik?)

Slide 30 - Tekstslide

Negatieve effect van conflicten
- het kan invloed hebben op relaties tussen mensen
- kost energie
- mensen kunnen gestrest raken
- mensen focussen vaak op het conflict en vergeten na te denken over een oplossing

Slide 31 - Tekstslide

Conflicten oplossen
conflicthantering = conflicten kun je op verschillende manieren oplossen
- rustig blijven
- bespreekbaar maken
- onderhandelen

Slide 32 - Tekstslide

Conflict bespreken
- zeg wat je dwars zit, leg uit
- vraag aan de ander wat hem/haar dwars zit
- bedenk samen oplossingen
- kies een oplossing waar je beiden tevreden mee bent
- maak duidelijke afspraken
- controleer of het een goede oplossing was

Slide 33 - Tekstslide

Maken
Maak opdracht 3.30 t/m 3.38
blz. 78-85

Slide 34 - Tekstslide