1.1 wat wil je kopen

HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.1
Wat wil je kopen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.1
Wat wil je kopen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les weet je:
  • Wat een behoefte is en wat voor behoeften er zijn
  • Het verschil tussen goederen en diensten
  • Wat consumeren is
  • Wat zelfvoorziening is
  • Hoe je een gemiddelde berekent.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet wat behoeften zijn en welke behoeften er zijn

Slide 3 - Tekstslide

Behoefte

Behoefte is wat je nodig hebt. 
Je hebt basisbehoeften, overige en luxe behoefte.

Slide 4 - Tekstslide

Behoefte
  • Basisbehoeften; 
    Alles wat je echt nodig hebt om te leven, zoals eten en drinken, woonruimte en kleding.

  • De rest zijn overige en luxe behoeften; 
    Alles wat je leven leuker of makkelijker maakt, bijvoorbeeld: computergames, snacks, uitgaan en een scooter

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet het verschil tussen goederen en diensten

Slide 6 - Tekstslide

Goederen en Diensten
Voorzien in je behoeften

Goederen zijn tastbaar

Verbruiksgoederen : zijn op na gebruik (brood, tandpasta)
Gebruiksgoederen : gaan vaker mee (een game, laptop )
Diensten zijn niet tastbaar

- de schilder die je huis verft
- de kapper die je haren knipt

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet wat consumeren is en wat zelfvoorziening is

Slide 8 - Tekstslide

Consument
In je behoefte voorzien kan je doen door:

  • iets te kopen, dat heet CONSUMEREN
de persoon die dat koopt heet een: CONSUMENT

  • iets zelf te maken (kleding, moestuin), dat heet ZELFVOORZIENING

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel
Je kan een gemiddelde berekenen

Slide 10 - Tekstslide

Gemiddelde berekenen
Gemiddelde = het totaal ÷ het aantal

 
Voorbeeld:
Je hebt de volgende cijfers behaald:  een 6,5, een 8,5 , 2 keer een 6 en een 7. 
Tel de cijfers bij elkaar op: 6,5 + 8,5 + 2 × 6 + 7 = 34.
Het aantal cijfers is 1 + 1 + 2 + 1 = 5.  
Het gemiddelde cijfer is 34 (het totaal) ÷ 5 (het aantal) = 6,8.
 

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Ga naar SOM -> Leermiddelen -> Pincode. 

Maak paragraaf 1.1: Wat wil je kopen

Je hebt tot 5 minuten voor einde tijd -> Niet af? Huiswerk! 

Slide 12 - Tekstslide

Samenvatting
  • welke behoeften zijn er
  • wat zijn goederen en diensten
  • wat is een consument

Volgende les: 1.2 Waarom koop je dat? 

Slide 13 - Tekstslide