Week 3: E

Guten Tag!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag!

Slide 1 - Tekstslide

Heute:
- Grammatik

Wir kennen schon nominativ (1e naamval) und akkusativ (4e naamval).
Heute lernen wir dem Dativ (3e naamval) kennen.

Slide 2 - Tekstslide

Was kennen wir schon?

Persoonlijk voornaamwoord eerste naamval (nominativ)

Nederlands + Duits
ik
jij
hij
zij
het
wie
wat

wij
jullie
u
zij (mv)







Duits?

Slide 3 - Tekstslide

Was kennen wir schon?

Persoonlijk voornaamwoord eerste naamval (nominativ)

Nederlands + Duits
ik
jij
hij
zij
het
wie
wat

wij
jullie
u
zij (mv)

ich
du
er
sie
es
wer
was

wir
ihr
Sie
sie

Slide 4 - Tekstslide

Was kennen wir schon?

Persoonlijk voornaamwoord vierde naamval (akkusativ)


(voor) mij
(voor) jou
(voor) hem
(voor) haar
(voor) het
(voor) wie
(voor) wat

(voor) ons
(voor) jullie
(voor) u
(voor) hen
(für) 
(für) 
(für) 
(für) 
(für) 
(für) 
(für) 
             Duits?
(für) 
(für) 
(für) 
(für) 

ik heb een cadeau voor hem gekocht.
Ich habe ein Geschenk für ihn gekauft.

Slide 5 - Tekstslide

Was kennen wir schon?

Persoonlijk voornaamwoord vierde naamval (akkusativ)


(voor) mij
(voor) jou
(voor) hem
(voor) haar
(voor) het
(voor) wie
(voor) wat

(voor) ons
(voor) jullie
(voor) u
(voor) hen
(für) mich
(für) dich
(für) ihn
(für) sie
(für) es
(für) wen
(für) was

(für) uns
(für) euch
(für) Sie
(für) sie

ik heb een cadeau voor hem gekocht.
Ich habe ein Geschenk für ihn gekauft.

Slide 6 - Tekstslide


Persoonlijk voornaamwoord derde naamval (dativ)

Nederlands
Voorbeeldzinnen:
Is hij samen met haar?
Het feestje wordt bij hem gevierd.
Kan ik met jullie mee naar de stad?
Wat valt je op aan de derde naamval?
Wat is dit in het Nederlands?

Slide 7 - Tekstslide

 Derde naamval na de volgende voorzetsels:

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu




uit
bij
met
na, naar
sinds
van, door
naar (bij personen)


Ich gehe zu ihm. (Ik ga naar hem)

Slide 8 - Tekstslide


Persoonlijk voornaamwoord derde naamval (dativ)

Nederlands
ik
jij
hij
zij
het
wie
wat

wij
jullie
u
zij (mv)

(met) mij
(met) jou
(met) hem
(met) haar
(met) het
(met) wie
(met) wat

(met) ons
(met) jullie
(met) u
(met) hen

Slide 9 - Tekstslide


Persoonlijk voornaamwoord derde naamval (dativ)

Nederlands + Duits


(met) mij
(met) jou
(met) hem
(met) haar
(met) het
(met) wie
(met) wat

(met) ons
(met) jullie
(met) u
(met) hen
(mit) mir
(mit) dir
(mit) ihm
(mit) ihr
(mit) ihm
(mit) wem
(mit) was

(mit) uns
(mit) euch
(mit) Ihnen
(mit) ihnen
Hij is samen met mij in de stad.
Er ist zusammen mit mir in der Stadt.

Slide 10 - Tekstslide



• Je kunt het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de derde naamval gebruiken.
  • Je kunt de voorzetsels met de derde naamval gebruiken.

Slide 11 - Tekstslide

Macht jetzt:


Aufgabe 18/19/20
Seite 114/115

Stellt gerne Fragen!


Slide 12 - Tekstslide

Lernen:
Regels derde naamval

A + C Lernliste Deutsch - Niederländisch

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide