Nederlands klas 1 periode 4 DN taak 13 Een procedure schrjiven

Doel van deze les
  • Je kent de verschillende vormen van communicatie
  • je kunt publieksgericht communiceren 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Doel van deze les
  • Je kent de verschillende vormen van communicatie
  • je kunt publieksgericht communiceren 

Slide 1 - Tekstslide

Welke vormen van communicatie ken je?

Slide 2 - Woordweb

verbaal
non-verbaal

Slide 3 - Tekstslide

(heel erg) formeel
(heel erg) informeel 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wanneer gebruik je formele en wanneer gebruik je informele taal?

Slide 6 - Open vraag

Informeel taalgebruik
De situatie en de omstandigheden bepalen of je kiest voor formele of informele communicatie. Ben je onder vrienden of met andere mensen die je goed kent, dan communiceer je informeel: je praat met elkaar zonder veel te letten op de manier waarop je dat doet. Of je reageert spontaan op een WhatsAppbericht. 

Slide 7 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
Je past je taal en non-verbale communicatie aan als je met een onbekende in gesprek gaat, of wanneer je met een of meer luisteraars wil communiceren. In deze en in zakelijke situaties communiceer je formeel. Bijvoorbeeld: je spreekt je luisteraar of lezer aan met u, niet met je en jullie. 

Slide 8 - Tekstslide

Waar denk je aan bij publieksgerichtheid?

Slide 9 - Woordweb

Publieksgerichtheid
  • Wat is je communicatiedoel?
  • Wie is je publiek?
  • Wat is je onderwerp?
  • Welke tekstvorm gebruik je?
  • Hoe stem je je taal af op je publiek?

Slide 10 - Tekstslide

Wie is je publiek?
  • wie is het of wie zijn het?
  • wat is de voorkennis van je publiek?
  • wat is het niveau van je publiek?

Slide 11 - Tekstslide

Inhoud afstemmen op publiek
  • je houdt rekening met de voorkennis van je publiek
  • je behandelt je onderwerp op een aantrekkelijke manier
  • je trekt de aandacht van je publiek met bijvoorbeeld een pakkend begin of herkenbare voorbeelden 

Slide 12 - Tekstslide

Taalgebruik afstemmen op publiek
  • gebruik geen lange zinnen
  • maak met voorbeelden duidelijk wat je bedoelt
  • zorg ervoor dat je publiek je kan volgen 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
  • wat: Door Nederlands taak 13 opdracht 1 tot en met opdracht 9. 
  • tijd: vanaf nu tot en met de online les van deze week
  • hulp: je docent 
  • resultaat: de volgende fysieke les bespreken we de door jullie geschreven procedures. 
  • Let op: de procedure heb je nodig voor het interview (cijfer op rapport).

Slide 14 - Tekstslide

Noteer drie dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open vraag