Aan het + inf. en te + inf.
1 / 32
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Zin met ‘aan het’
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Schrijf op in het Nederlands:
I am singing
I am singing
Slide 7 - Open vraag
Schrijf op in het Nederlands:
I am sleeping
I am sleeping
Slide 8 - Open vraag
Schrijf op in het Nederlands:
I am swimming
I am swimming
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Wat gebeurt hier?
Gebruik ‘aan het’
Gebruik ‘aan het’
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Video
Wat gebeurt hier?
Gebruik ‘aan het’
Gebruik ‘aan het’
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
Wat gebeurt hier?
Gebruik ‘aan het’
Gebruik ‘aan het’
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Video
Wat gebeurt hier?
Gebruik ‘aan het’
Gebruik ‘aan het’
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Video
Wat gebeurt hier?
Gebruik ‘aan het’
Gebruik ‘aan het’
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Video
Maak een zin met te+ zitten
Maria drinkt een cola
Maria drinkt een cola
Slide 24 - Open vraag
Maak een zin met te+ staan
Peter praat met de docent
Peter praat met de docent
Slide 25 - Open vraag
Maak een zin met te+lopen
Thomas belt met zijn baas
Thomas belt met zijn baas
Slide 26 - Open vraag
Maak een zin met .... liggen+te
Riccarda kijkt het journaal
Riccarda kijkt het journaal
Slide 27 - Open vraag
Maak de zin af:
Hij is aan het........
Dat is best moeilijk.
Hij is aan het........
Dat is best moeilijk.
Slide 28 - Open vraag
Maak de zin af:
Susanna ligt te......
Laat haar maar lekker liggen.
Susanna ligt te......
Laat haar maar lekker liggen.
Slide 29 - Open vraag
Maak de zin af:
Petra loopt de hele tijd te......
Ze is boos op haar moeder.
Petra loopt de hele tijd te......
Ze is boos op haar moeder.
