ENZYMACTIVITEIT

ENZYMACTIVITEIT
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

ENZYMACTIVITEIT

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les kun je...
Uitleggen wat enzymactiviteit is en door welke factoren deze beïnvloed wordt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over enzymactiviteit?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De definitie en het belang van enzymactiviteit
  • Enzymactiviteit: De snelheid waarmee een enzym een chemische reactie versnelt.
  • Belang van enzymactiviteit voor alle levensvormen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Factoren die enzymactiviteit beïnvloeden: temperatuur en pH
  • Enzymactiviteit wordt beïnvloed door temperatuur en pH.
  • Optimumkromme toont verband tussen factoren en enzymactiviteit.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optimumkromme van enzymactiviteit
  • Minimum, optimum en maximum temperatuur voor enzymactiviteit.
  • Effect van buiten optimaal bereik op enzymen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conservering van voedsel en de rol van enzymen
  • Conservering remt groei van bacteriën en schimmels.
  • Conserveermiddelen verhogen houdbaarheid van voedsel.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik van enzymen en micro-organismen in voedselproductie
  • Enzymen en micro-organismen worden gebruikt in voedselproductie.
  • Voorbeelden van stofwisselingsprocessen in voedselproductie.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specifieke werking van enzymen in stofwisselingsprocessen
  • Enzymen hebben specifieke werking.
  • Cruciaal voor alle stofwisselingsprocessen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ENZYMACTIVITEIT
  • Enzymactiviteit: De snelheid waarmee een enzym een chemische reactie versnelt.
  • Optimumkromme: Een grafische weergave die het verband toont tussen een factor (zoals temperatuur of pH) en de enzymactiviteit.
  • pH-waarde: Een maat voor de zuurgraad van een oplossing; een pH van 7 is neutraal, lager dan 7 is zuur en hoger dan 7 is basisch.
  • Conserveren: Methoden om voedsel langer houdbaar te maken door de groei van bacteriën en schimmels te remmen.
  • Specifieke werking van enzymen: De eigenschap dat een enzym slechts één bepaalde reactie kan versnellen.
  • Stofwisselingsproces: Een chemische reactie waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen binnen een organisme.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een stofwisselingsproces?
A
Een proces dat geen verandering in stoffen veroorzaakt.
B
Een fysieke reactie tussen organismen.
C
Een chemische reactie waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen binnen een organisme.
D
Een reactie die alleen buiten organismen plaatsvindt.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de specifieke werking van enzymen?
A
Enzymen hebben geen specifieke werking.
B
Enzymen vertragen alle chemische reacties.
C
Enzymen versnellen alle chemische reacties.
D
Enzymen versnellen slechts één bepaalde reactie.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de rol van conservering in voedselproductie?
A
Het vermindert de voedingswaarde van voedsel.
B
Het versnelt de groei van bacteriën en schimmels.
C
Het remt de groei van bacteriën en schimmels.
D
Het heeft geen invloed op voedselkwaliteit.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke factoren beïnvloeden enzymactiviteit?
A
Temperatuur en pH
B
Voedingsstoffen en water
C
Druk en vochtigheid
D
Licht en geluid

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de definitie van enzymactiviteit?
A
De maat voor de zuurgraad van een oplossing.
B
De snelheid waarmee een enzym een chemische reactie vertraagt.
C
De snelheid waarmee een enzym een chemische reactie versnelt.
D
De temperatuur waarbij enzymen het meest actief zijn.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.