Formuleren

Formuleren
De volgende formuleerfouten moet je kennen:
tautologie
pleonasme
contaminatie
dubbele ontkenning
onjuiste herhaling
verwijsfout
incongruentie
dat/als-constructie
losstaand zinsgedeelte
foutieve samentrekking
foutieve beknopte bijzin


1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren
De volgende formuleerfouten moet je kennen:
tautologie
pleonasme
contaminatie
dubbele ontkenning
onjuiste herhaling
verwijsfout
incongruentie
dat/als-constructie
losstaand zinsgedeelte
foutieve samentrekking
foutieve beknopte bijzin


Slide 1 - Tekstslide

Ongelijkheid
Bij een aantal formuleerfouten is er sprake van ongelijkheid:
- Verwijsfout
- incongruentie
- foutieve beknopte bijzin
- foutieve samentrekking

Slide 2 - Tekstslide

Verwijsfouten
  • dat/wat
  • het/zij
  • zij/ hem
  • die/dat
  • deze/die
  • hen/hun
  • waaraan / aan wie

Slide 3 - Tekstslide

Goede voorbeelden
  • De hond die daar loopt…
  • Het huis dat daar staat…
  • De man op wie ik verliefd ben…
  • Het huis waarop ik geboden heb…
  • De familie heeft veel van haar bezittingen verkocht
  • Alles wat ik beweerde over het mooiste wat ik heb meegemaakt is waar wat een ander ook zegt over mij.

Slide 4 - Tekstslide

  • Bij de-woorden gebruik je die, zij, hij, haar en hem
  • Bij het-woorden gebruik je dat, dit, het en zijn.
  • Het verschil tussen mannelijk [hij, zijn] en vrouwelijk [zij, haar] moet uit de woorden blijken. Check je boek bij de uitgangen!
  • 'Wat' gebruik je wanneer:
    [a] het terugverwijst naar iets/ niets/ alles
    [b] na een overtreffende trap [het mooiste wat] en
    [c] als het verwijst naar de gehele voorgaande zin.
  • Bij personen gebruik je [met wie. aan wie, voor wie]
  • Bij zaken [de rest] gebruik je [waarmee, waaraan, waarvoor]

Slide 5 - Tekstslide

Dat of wat?
'Wat' gebruik je wanneer:
[a] het terugverwijst naar een onbepaald vnw zoals iets/ niets/ alles: Alles wat ik zeg, is belangrijk!
[b] na een overtreffende trap: Het belangrijkste wat ik je heb gezegd is...
[c] als het verwijst naar de gehele voorgaande zin: Hij vond dat erg belangrijk, wat ik overigens ook vond.
[d] als het antecedent vervangen kan worden door datgene wat: Wat ik erg belangrijk vind, zal ik nu vertellen.

Slide 6 - Tekstslide

Ik ben blij met een vriendin waaraan ik alles kan vertellen.
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

Dat is het spannendste wat ik ooit heb gedaan
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Verschil hen hun
  • Hun gebruik je als bezittelijk voornaamwoord [hun huis] en als meewerkend voorwerp [ik geef het hun (hier kun je het voorzetsel voor denken maar staat het er niet).
  • Na een voorzetsel gebruik je hen [ik ga met hen naar school] en als lijdend voorwerp [ik versla hen].
  • Hun gebruik je nooit als onderwerp, dan gebruik je ze/zij. Hun doen of hun gaan is dus fout!

Slide 9 - Tekstslide

Wat schrijf je op de puntjes? Heeft de leraar ---- niet uitgelegd hoe.... de toets het beste kunnen leren?
A
hen,hun
B
hun,hun
C
hun,zij
D
hen,zij

Slide 10 - Quizvraag

Incongruentie
  • Getal van persoonsvorm en onderwerp komt niet overeen
  • Het onderwerp staat bijvoorbeeld in het enkelvoud en de persoonsvorm in het meervoud.
  • Komt vaak voor bij woorden die voor je gevoel meervoud zijn: aantal, jeugd, kudde, politie 

Slide 11 - Tekstslide

Het resultaat van de enquêtes over online-lessen zullen worden gepubliceerd in de nieuwsbrief
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Foutieve samentrekking
Samentrekken, woorden die in het vervolg van de zin herhaald worden,  maar dan  moet aan drie voorwaarden  worden voldaan:
1. betekenis, 2. vorm/getal en 3. gram. functie moeten gelijk zijn.
foute voorbeelden:
1. De herderinnetjes hielden een kudde en van ieder schaap.
2. Er wordt een squashcentrum aangelegd en zeven tennisbanen
3. De Tweede kamer heeft de wet aangenomen en geldt nu.

Slide 13 - Tekstslide

Verbeter de zin:
De docent had goed nagekeken en volkomen gelijk dat het antwoord fout was.

Slide 14 - Open vraag

Foutieve beknopte bijzin
In een beknopte bijzin, zijn onderwerp en persoonsvorm weggelaten. Dit is goed wanneer dit weggelaten onderwerp gelijk is aan het onderwerp in de hoofdzin. drie soorten:
- met een voltooid deelwoord: Bij het theater aangekomen...
- met een onvoltooid deelwoord: Fietsend op de Veluwe...
- met te + hele werkwoord: Na drie uur overlegd te hebben...

Slide 15 - Tekstslide

Verbeter de zin:
Ingesneeuwd in de berghut, redde een helikopter de bergwandelaars.

Slide 16 - Open vraag

Symmetrie
  • Symmetrie is een duur woord voor gelijkheid
  • Er zijn verschillende vormen van symmetriefouten, zoals de volgende twee:
  • Men/men of je/je
  • Voltooide tijd en onvoltooide tijd : Ik kocht  een cadeau voor je maar heb het nog niet ingepakt. Moet zijn ik heb gekocht en ik heb het nog niet ingepakt of kocht en pakte in.


Slide 17 - Tekstslide

Verbeter de zin:
Vroeger zag men veel blauw op straat, maar tegenwoordig zie je steeds meer boa's.

Slide 18 - Open vraag

Luid zingend werden de cadeautjes bezorgd.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking

Slide 19 - Quizvraag

Slechts een kleine minderheid van de studenten waren tevreden over de online-lessen.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking

Slide 20 - Quizvraag

Na getankt te hebben, reed de bus weer verder.
A
Incongruentie
B
Foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking

Slide 21 - Quizvraag

Zinsopbouw
Ook in de zinsopbouw worden fouten gemaakt. 
  • dat/als constructie
  • losstaand zinsgedeelte


Slide 22 - Tekstslide

Dat/als constructie
  • Onder deze stijlfout vallen ook: omdat/ als, omdat/wanneer, dat/wanneer.
  • Deze fout is gemakkelijk te herkennen, want de woorden staan letterlijk naast elkaar in de zin.
  • Probeer zo’n zin maar eens hardop voor te lezen: je hapert tussen [dat] en [als].
  • De oplossing is eenvoudig: je pakt het zinsgedeelte het [als] op en plakt het achteraan de zin.

Slide 23 - Tekstslide

Verbeter de zin:
Ben je ervan op de hoogte dat wanneer je meedoet met het schoolkoor, je een extra cijfer krijgt?

timer
1:00

Slide 24 - Open vraag

Losstaand zinsgedeelte
  • Als een zin lang wordt, ben je geneigd maar een punt te zetten.
  • Dat kan niet altijd: elke zin heeft een hoofdzin nodig. Dit is een zin waarin onderwerp en persoonsvorm naast elkaar staan.


Slide 25 - Tekstslide

Het blijft een vraag hoelang we nog in lockdown zitten. Omdat we niet weten wanneer de besmettingen dalen.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

onjuiste inversie
  • Inversie betekent omdraaiing. In het tweede gedeelte van de zin zijn onderwerp en persoonsvorm verwisseld
  • De oplossing is simpel: zet het onderwerp weer voor de persoonsvorm of plaats een zinsdeel voor de persoonsvorm.
  • Voorbeelden van onjuiste inversie:
  • Mijn huiswerk heb ik al gemaakt en ga ik nu voetballen: ik ga nu of nu ga ik.
  • Vorige week was hij ziek en zijn we daarom nog niet klaar met de opdracht.
  • Ik heb haar geschreven maar heeft ze nog niet gereageerd.

Slide 27 - Tekstslide

Wanneer wel inversie?
1. in een vraagzin:
Zijn jullie morgen vrij?
2. in een zin die begint met een ander zinsdeel:
Vorige week was hij ziek.
3. na een bijzin:
Als ik hem zie, word ik blij.
Na en en maar begint een nieuwe zin met onderwerp en persoonsvorm, dus:
en we zijn daarom nog niet klaar met de opdracht. (of: daarom zijn we ...)
maar ze heeft nog niet gereageerd.

Slide 28 - Tekstslide

Gisteren liep ik over straat naar mijn werk en fiets ik vandaag daar naar toe.

A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

Dubbelop
Naast ongelijkheid en fouten in zinsopbouw is er ook een aantal fouten waarbij er sprake is van dubbelop:
- pleonasme
- tautologie
- contaminatie
- dubbele ontkenning
- onjuiste herhaling

Slide 30 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een tautologie en een pleonasme?
Het verschil zit hem in de woordsoorten. Bij een pleonasme is er sprake van twee verschillende woordsoorten, waarbij het ene woord iets uitdrukt wat al in het andere woord besloten ligt. 
Bij een tautologie wordt hetzelfde gezegd met twee verschillende woorden van dezelfde woordsoort.

Kort filmpje

Slide 31 - Tekstslide

Tautologie
- Je drukt de betekenis van een woord nog een keer uit met een ander woord d.m.v. twee woorden die hetzelfde betekenen. Bijvoorbeeld: Maar en echter in één zin.
- Oplossing: Eén van de twee weglaten.
Nog meer voorbeelden:  enkel en alleen, vast en zeker, eenzaam en verlaten.
Deze woorden zeggen niets over elkaar, maar drukken wel hetzelfde uit. Een tautologie kun je gebruiken om een bepaald woord te versterken, maar vaak is een tautologie overbodig.
Bijvoorbeeld: Zodra wij de uitslag weten zullen wij u onmiddellijk bellen.
Voordat u dit medicijn gaat nemen, dient u eerst de bijsluiter goed te lezen.
Je kunt een tautologie makkelijk voorkomen door een van de worden te schrappen. 
Sommige tautologieën zijn echter vaste uitdrukkingen geworden, zoals frank en vrij, nooit en te nimmer, in rep en roer. Deze kun je dus gewoon gebruiken in je tekst.










Slide 32 - Tekstslide

Pleonasme
- Lijkt veel op tautologie: ook nu zeg je iets dubbelop.
- Bij een pleonasme herhaal je vaak een deel van de betekenis van een woord. 
- Meestal gebeurt dit door een combinatie van een bijvoeglijk naamwoord met een zelfstandig naamwoord of een werkwoord. Voorbeelden hiervan zijn: ronde bal, omlaag vallen, weer hervatten, aanwezige bezoekers, valse voorwendsels, verplicht /moeten, toestemming /mogen.
- Verschil met tautologie: je kunt niet willekeurig één van de twee woorden weglaten, maar slechts één, omdat je met een bijvoeglijk en een zelfstandig naamwoord/werkwoord te maken hebt.
- Je herhaalt/benadrukt een kenmerk : witte sneeuw, groen gras
Lastige zinnen:
In de eerste schoolweek zal uw zoon/dochter verplicht mee moeten doen aan het introductiekamp. (pleonasme)
In dit plan zou elke leerling één uur langer na de reguliere lessen verplicht moeten blijven om huiswerk te maken onder begeleiding. (stijlversterking, dus geen pleonasme)

Slide 33 - Tekstslide

Contaminatie
- Ook nu weer sprake van dubbelop.
- twee uitdrukkingen / woorden die samengevoegd worden waardoor onjuiste uitdrukking ontstaat
- lastig te herkennen, omdat je moet weten om welke uitdrukkingen het gaat.

Slide 34 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
- Hierbij maak je vaak gebruik van het woord [niet/geen] in combinatie  met een ‘negatief’ werkwoord. Voorbeelden van ontkennende werkwoorden: nalaten, ontkennen, tegenspreken, verbieden, voorkomen, weerhouden,..
- Twee ontkennende woorden naast elkaar: nooit, niet, nergens, geen, allerminst, evenmin, geenszins, niemand,...
- Aan woorden met een ontkennend voorvoegsel: a, an, il, im, on, niet, wordt een tweede ontkenning toegevoegd
- Daarmee heb je de omgekeerde betekenis van wat je wilt zeggen.
- Oplossing: haal er één ontkenning uit.


Slide 35 - Tekstslide

voorbeelden
  • We moeten voorkomen dat de mensen nergens in opstand komen.
  • Hij liet het na om niet de afwas te doen.
  • Niemand heeft het nergens laten liggen.
  • Het is illegaal om niet te stelen.
  • Zij heeft het evenmin niet gedaan.

Slide 36 - Tekstslide

Onjuiste herhaling
- vaak slordigheidsfout
- wanneer een vast voorzetsel ten onrechte twee keer gebruikt wordt. Dit gebeurt vaak in langere zinnen, dan staat een voorzetsel aan het begin van de zin en aan het eind nogmaals: Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan. 
- Oplossing: één van de twee voorzetsels weglaten.

Slide 37 - Tekstslide

Welke formuleerfout?
Ik lees graag boeken over de samenleving, zoals bijvoorbeeld 'Alle mensen deugen' van Rutger Bregman.

Slide 38 - Open vraag

Welke formuleerfout?
De kerstman deelde gratis cadeautjes uit.

Slide 39 - Open vraag

Welke formuleerfout?
De man besefte zich dat hij te laat was voor de trein.

Slide 40 - Open vraag

Welke formuleerfout?
Hij probeert te voorkomen dat er geen fouten gemaakt worden

Slide 41 - Open vraag

Welke formuleerfout?
Op de steun van die partij zou ik maar niet al te veel op rekenen.

Slide 42 - Open vraag

Welke formuleerfout? Bas had gisteren een mondeling gesprek met de docent.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 43 - Quizvraag

Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan.
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 44 - Quizvraag

In iedere vaste standaarduitrusting zit een zakmes verpakt.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 45 - Quizvraag

Welke formuleerfout?
Je moet echt afstand houden, want dat is immers beter tegen de verspreiding van het virus.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 46 - Quizvraag