Les 5: het lidwoord
1 / 17
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Benoem de drie lidwoorden
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Video
Welke woorden schrijf je bijna altijd met het lidwoord "de"?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Welke tips over het lidwoord "het" heb je net gehoord?
Slide 7 - Open vraag
Welk lidwoord hoort bij:
hond
hond
A
De
B
Het
C
Een
Slide 8 - Quizvraag
Welk lidwoord hoort bij:
overheid
overheid
A
de
B
het
C
een
Slide 9 - Quizvraag
Welk lidwoord hoort bij:
aardbeitje
aardbeitje
A
de
B
het
C
een
Slide 10 - Quizvraag
Welk lidwoord hoort bij:
communisme
communisme
A
de
B
het
C
een
Slide 11 - Quizvraag
Welk lidwoord hoort bij:
noorden
noorden
A
de
B
het
C
een
Slide 12 - Quizvraag
Welk lidwoord hoort bij:
eerste
eerste
A
de
B
het
C
een
Slide 13 - Quizvraag
Welk lidwoord hoort bij:
verdwijning
verdwijning
A
de
B
het
C
een
Slide 14 - Quizvraag
Bedenk vier zelfstandig naamwoorden die horen bij het lidwoord 'het'.
Let op! Ze mogen niet uit dezelfde categorie komen.
Let op! Ze mogen niet uit dezelfde categorie komen.
Slide 15 - Open vraag
Bedenk vier zelfstandig naamwoorden die horen bij het lidwoord 'de'.
Let op! Ze mogen niet uit dezelfde categorie komen.
Let op! Ze mogen niet uit dezelfde categorie komen.
