Anatomie en fysiologie van de longen en luchtwegen

Anatomie en fysiologie van de longen en luchtwegen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Anatomie en fysiologie van de longen en luchtwegen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
  • Ademhalingsstelsel
  • Algemene verschijnselen bij aandoeningen aan de longen en luchtwegen
  • Zorgvragers met COPD
  • Zorgvragers met astma
  • Longontsteking

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat ons
ademhalingsstelsel?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ademhalingsstelsel bestaat uit 
- De keel
- De neus 
- De luchtpijp (met vertakkingen naar de linker- en rechterlong: de bronchi)
- De longen 
- De ademhalingsspieren 


Hoe gaat onze ademhaling?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademhaling
Je hebt de luchtpijp en de longen nodig om te kunnen ademen. Het ademhalen is: afwisselend in- en uitademen. Bij de inademing door je neus of mond komt lucht via je keelholte, strottenhoofd, luchtpijp en luchtpijptakken in je longen en uiteindelijk je longblaasjes terecht. Lucht bestaat onder andere uit zuurstof. De zuurstof wordt via de longblaasjes opgenomen in het bloed. Bij de uitademing wordt koolzuurgas, een afvalstof van zuurstof dat via het bloed in de longen terechtkomt, aan de omgeving afgegeven. Dit gebeurt via de omgekeerde weg van longblaasjes, luchtpijptakken, luchtpijp, strottenhoofd en keelholte naar buiten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De luchtpijp
Je luchtpijp is een buis van elf centimeter en van binnen bekleed met slijmvlies met veel trilhaartjes. Je luchtpijp is opgebouwd uit hoefijzervormige kraakbeenringen. Deze kraakbeenringen voorkomen dat je luchtpijp dichtslaat of wordt afgekneld. Het slijmvlies is zeer gevoelig. Zodra stof, een slijmprop of een vreemd voorwerp (bijvoorbeeld een broodkruimel) in de luchtpijp komt, ontstaat er een sterke hoestprikkel. Door te hoesten verwijder je stof of het vreemde voorwerp. De trilharen transporteren het via de keelholte weer naar buiten.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bronchi
Je luchtpijp splitst zich in de borstholte in twee takken die naar je longen gaan. Deze bronchi splitsen zich vervolgens in steeds kleinere vertakkingen (bronchiolen genoemd) tot aan de longblaasjes. In de longblaasjes vindt de uitwisseling van zuurstof en koolzuurgas (ook wel kooldioxide genoemd) plaats.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Longen
Je rechterlong heeft drie longkwabben. Deze long is wat groter dan je linkerlong, omdat links je hart ruimte inneemt. De linkerlong heeft bijna altijd twee longkwabben. Je hart ligt, vanwege zijn schuine ligging, met de onderzijde in de linkerhelft van je borstkas. Om je longen zit een vochtafscheidend vlies (pleura). Dit vlies ligt dubbelgevouwen rond elke long. Het vormt zo een afscheiding tussen je longen en borstholte. Het gedeelte dat grenst aan je longen heet longvlies (pleura visceralis). Het gedeelte aan de buitenkant, dat grenst aan je borstholte, heet borstvlies (pleura parietalis). Tussen het long- en borstvlies zit een ruimte, de pleurale ruimte (of pleuraholte), die gevuld is met dun pleuravocht. Hierdoor kunnen de vliezen langs elkaar heen bewegen tijdens het ademen. De longen zijn elastisch.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Longblaasjes
De longblaasjes zijn de uiteinden van de kleinste luchtpijpvertakkingen. Ieder longblaasje is omgeven door dunne haarvaten, waar de gaswisseling tijdens de ademhaling plaatsvindt. De gaswisseling bestaat uit het afgeven van koolzuurgas en het opnemen van zuurstof
De wanden van de haarvaten en de longblaasjes zijn heel dun. Hierdoor kan de gaswisseling tussen de haarvaten en de longblaasjes optimaal verlopen. De ingeademde zuurstof uit de longblaasjes gaat naar het bloed in de haarvaten; het koolzuurgas uit het bloed in de haarvaten gaat weer naar de longblaasjes.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ademhalingscentrum
Je ademhaling wordt geregeld door het ademhalingscentrum in het verlengde merg van de hersenstam. Het proces verloopt meestal automatisch, onafhankelijk van je wil. Door een impuls vanuit het ademhalingscentrum adem je in. Als de longen zijn uitgerekt valt deze impuls weg en adem je uit. De spieren die betrokken zijn bij de ademhaling zijn het middenrif (diafragma), de spieren van de buikwand, de tussenribspieren en de spieren boven het sleutelbeen. Bij het inademen maken de spieren je borstholte zo groot mogelijk. Hierdoor krijgen je longen de ruimte om uit te zetten. Bij het uitademen ontspannen de spieren zich en wordt de lucht weer naar buiten gestuwd.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Borst- en buikademhaling
Te onderscheiden zijn de borstademhaling en buikademhaling.

Bij de borstademhaling maak je de borstkas ruimer doordat je de tussenribspieren aanspant, die de ribben omhoog en daardoor naar voren trekken.

Bij de buikademhaling maak je de borstkas ruimer doordat je het middenrif naar beneden trekt richting je buik. Je ziet dan je buik uitzetten bij het inademen. Bij buikademhaling krijg je meer lucht binnen dan bij borstademhaling. De lucht circuleert beter tot helemaal onderin je longen, en het kost minder energie om evenveel zuurstof binnen te krijgen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ademhaling
Een normaal functionerende ademhaling verschilt per levensfase. De ademhalingsfrequentie is in elke levensfase anders:



baby: 30 tot 40 keer per minuut;
kind 2 tot 12 jaar: 20 tot 25 keer per minuut;
tiener: 12 tot 20 keer per minuut;
volwassene: 12 tot 18 keer per minuut.



Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhoogde en verlaagde ademhaling
Als je te snel ademt (verhoogde ademhaling) blaas je te veel koolzuurgas per minuut uit. Hierdoor daalt de hoeveelheid koolzuur in je bloed en raakt de zuurgraad in je bloed verstoord. Een te lage koolzuurgraad in je bloed kan allerlei klachten geven, zoals kortademigheid, duizeligheid en stijfheid van spieren. 

Als je te langzaam ademt (verlaagde ademhaling) stijgt het koolzuurgehalte in het bloed en daalt het zuurstofgehalte. Je kunt dan klachten krijgen zoals hoofdpijn bij wakker worden, sufheid en gebrekkige eetlust.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effect op de ademhaling
Diverse aandoeningen hebben effect op de ademhaling. Zo kunnen long- en hartaandoeningen de ademhaling versnellen. Ook inspanning, emoties, stress en koorts hebben invloed op de ademhalingsfrequentie. 

Een lage ademhaling zie je juist in rust, bijvoorbeeld als je slaapt of door het gebruik van slaapmiddelen. Bij zorgvragers met long- en hartaandoeningen en bij zorgvragers in een levensbedreigende toestand, wordt de ademhaling voortdurend geobserveerd.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn verschijnselen bij aandoeningen aan de longen?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verschijnselen van aandoeningen aan de longen 
- Kortademigheid 
- Cyanose (blauwe verkleuring van de huid) 
- Hoesten
- Slijm opgeven
- Wheezing

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoesten
Hoesten heeft als functie het reinigen van de luchtwegen van slijm of lichaamsvreemd materiaal. Als het slijmvlies van de luchtwegen wordt geprikkeld, maakt het extra slijm en moet je hoesten. Voortdurend hoesten wijst meestal op een aandoening van het ademhalingsstelsel. Soms kan hoesten ook psychisch zijn. Bij een hoest die langer aanhoudt dan drie weken, moet altijd naar de oorzaak worden gezocht. Prikkels die hoest kunnen veroorzaken zijn:


Exogene prikkels. Hierbij gaat het om vreemde stoffen die van buitenaf in de luchtwegen komen, bijvoorbeeld een verkeerd geschoten pinda, verslikking in drank, of het inademen van een gas zoals chloordamp.
Endogene prikkels. Hierbij gaat het om prikkels die vanuit het lichaam zelf komen, bijvoorbeeld een ontsteking zoals een sinusitis, een allergie, stuwing in de longvaten, of een tumor in de longen.

Hoest kan productief of niet-productief zijn. Niet-productieve hoest wordt ook wel kriebelhoest of droge hoest genoemd. Hierbij wordt geen slijm opgehoest. Dit kan onder andere voorkomen bij een beginnende verkoudheid. Bij productieve hoest wordt slijm opgehoest. Deze hoest zie je bij een longontsteking en chronische aandoeningen zoals COPD.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Longontsteking (pneumonie)
Longontsteking kan veroorzaakt worden door verschillende micro-organismen. De longblaasjes en het omringende weefsel raken ontstoken door bacteriën (pneumokokken, streptokokken, stafylokokken of een combinatie hiervan), virussen of schimmels. Het micro-organisme dat de ontsteking veroorzaakt, wordt altijd geïnhaleerd of komt in de longen door verslikking.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn oorzaken van een longonsteking?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt de kans op een longontsteking beïnvloed?

Slide 26 - Woordweb

  • leeftijd: baby’s en ouderen hebben een grotere kans door een verminderd afweersysteem;
  • slechte algehele conditie;
  • ziekten die het reinigende vermogen van de long aantasten, zoals astma, COPD en cystic fibrosis;
  • ziekten die de algemene weerstand verminderen, zoals verschillende vormen van kanker en aids;
  • aanwezigheid van afwijkingen aan de longen zelf;
  • verminderde afweer door geneesmiddelen als corticosteroïden en chemotherapie;
  • roken en alcoholisme;
  • ondervoeding.
Behandelingen van een longontsteking
Op basis van de ziekteverschijnselen van de zorgvrager en een lichamelijk onderzoek kan de diagnose worden gesteld. De diagnose wordt bevestigd door aanvullend onderzoek, zoals bloedonderzoek, onderzoek van het slijm en een röntgenfoto van de longen. Bij een ernstige longontsteking bij oudere zorgvragers kan een ziekenhuisopname noodzakelijk zijn.



De behandeling richt zich op een snelle verbetering. De zorgvrager krijgt antibiotica ter bestrijding van de infectie. Antibiotica helpt alleen als de longontsteking is veroorzaakt door een bacterie, niet als het een virus is. Omdat de oorzaak van de longontsteking moeilijk te achterhalen is (bacterie of virus), zal de arts toch altijd een antibioticakuur voorschrijven. Pijn en koorts kunnen met pijnstillers afnemen. Pijnbestrijding is essentieel om doorademen en ophoesten te bevorderen. Als het zuurstofgehalte van het bloed laag is of als de zorgvrager het benauwd heeft, kan er op voorschrift van de arts zuurstof worden toegediend.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten voor een verzorgende: 
  • Houding van de zorgvrager
  • Voldoende drinken
  • Eten
  • Hoesten
  • Kuur afmaken
  • Verwardheid

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

COPD & Astma

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarover hebben we geleerd?
  • Ademhalingsstelsel
  • Algemene verschijnselen bij aandoeningen aan de longen en luchtwegen
  • Zorgvragers met COPD
  • Zorgvragers met astma
  • Longontsteking

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies