Kennisleer en Wetenschapsfilosofie V5

Kennisleer en Wetenschapsfilosofie V5
code voor deze klas: 
kwqvn
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kennisleer en Wetenschapsfilosofie V5
code voor deze klas: 
kwqvn

Slide 1 - Tekstslide

Vul de volgende zin aan met +- drie antwoorden:
"Ik weet dat..."

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

3.2 (blz 67) Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat het kenvermogen van mensen anders is dan van (andere) dieren?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

kennen
kunnen
weten
ervaring
feitenkennis
de theepot is warm
de theepot is groen 
een salto
1+1 = 2
Juul houdt van citroen ijs
know-how
vaardigheid
know-that
bekend-heid met

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is realisme (en geen idealisme)?
A
De waarneembare werkelijkheid is alles wat er is
B
Ideeën / begrippen hebben de hoogste graad van werkelijkheid
C
De werkelijkheid is denkbeeldig
D
Alles aan de werkelijkheid is subjectief

Slide 12 - Quizvraag

Welke filosoof is de realist?
A
Plato
B
Descartes
C
Aristoteles
D
Kant

Slide 13 - Quizvraag

Wat is a posteriori kennis?
A
Kennis op basis van logisch redeneren
B
Kennis die afhangt van ervaring.
C
Kennis die gebaseerd is op intuïtie.
D
Kennis die niet afhangt van ervaring.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is a priori kennis?
A
Kennis op basis van intuïtie.
B
Kennis op basis van wetenschap
C
Kennis die niet afhangt van ervaring.
D
Kennis die afhangt van ervaring.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een Gettier-voorbeeld?
gebruik in je antwoord: "kennis", "voorwaarden"

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

De platoonse Idee:
De platoonse Idee;   oplossing voor:
- Hoe kan het dat we weten waar we over praten als we begrippen gebruiken? (ook voor zaken als rechtvaardigheid, eerlijkheid)
- Wat geeft onze begrippen betekenis?
- Hoe kan het dat we al die verschillende instanties benoemen met één en hetzelfde woord? (berk, eik, wilg, bonsai = boom)
- Hoe kan het dat we bijvoorbeeld een “valk” als zodanig herkennen?
- Wat maakt dat iets hetzelfde blijft, ook al verandert het?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Welke 3 aanleidingen geeft Descartes om te twijfelen aan wat hij weet?

Slide 22 - Open vraag

Wat is methodische twijfel?

Slide 23 - Open vraag

Wat is het criterium op basis waarvan Descartes bepaalt of iets telt als kennis?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 1:
(3 punten) Welke van de 3 bovenstaande opties beschrijft de positie van Hume het best. Baseer je antwoord op bovenstaande tekst. En leg uit waarop precies het idee van oorzaak en gevolg (causaliteit) bij Hume gebaseerd is.

Slide 29 - Open vraag

Vraag 2:
(3 punten) Om welke reden noemen we de positie van Hume sceptisch ondanks zijn poging om een kennistheoretisch uitgangspunt te formuleren? Leg uit in welk opzicht we Hume sceptisch genoemd kan worden en in welk opzicht hij juist niet sceptisch is.

Slide 30 - Open vraag

Vraag 3:
(5 punten) Ook Descartes formuleert een kennistheoretisch uitgangspunt. Geef met betrekking tot Descartes aan. Leg telkens je antwoord kort. 1. Welke methode hij gebruikt?
2. Met welk van bovenstaande 3 opties de theorie van Descartes het meest overeenstemt. 3. Of Descartes sceptisch is ten opzichte van zekere kennis.
4. Wat het criterium is voor zekere kennis van Descartes. 4. Hoe de positie van Descartes genoemd wordt.

Slide 31 - Open vraag