Voortplanting oefentoets

Geslachtskenmerken: primair en secundair
Primaire geslachtskenmerken:
Aanwezig bij de geboorte:
- schaamlippen, vagina
- penis, balzak


(Primaire betekend als eerste)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Geslachtskenmerken: primair en secundair
Primaire geslachtskenmerken:
Aanwezig bij de geboorte:
- schaamlippen, vagina
- penis, balzak


(Primaire betekend als eerste)

Slide 1 - Tekstslide

secundaire geslachtskenmerken
secundaire = tweede

Slide 2 - Tekstslide

Menstruatiecyclus: menstruatie -> ovulatie -> menstruatie

Slide 3 - Tekstslide

SOA
  • SOA = Seksueel Overdraagbare Aandoeningen
  • Er zijn verschillende SOA's. 
  • Je kunt een SOA krijgen door seks met een besmette persoon. 
  • Chlamydia meest in NL
  • Wat beschermd tegen SOA?

Slide 4 - Tekstslide

Bevalling
  • Voor de bevalling: indaling
  • Bevalling: weeën
  • Ontsluiting: opening
  • Uitdrijving (persweeën)
  • Nageboorte

Slide 5 - Tekstslide

De tekening geeft een cel van de mens weer.

Waar ontstaat deze cel?

A
Prostaat
B
Bijbal
C
Teelbal

Slide 6 - Quizvraag

Prostaat
Zaadleider
Zwellichaam
Urineleider
Zaadbal
Balzak
Eikel
Voorhuid
Zaadblaasje
Bijbal

Slide 7 - Sleepvraag

De prostaat voegt vocht toe aan de zaadcellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Het lekkere gevoel bij een zaadlozing wordt erectie genoemd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Baarmoeder
Eileider
Eierstok
Urineblaas
Urinebuis
Vagina

Slide 10 - Sleepvraag

In afbeelding zie je een grafiek met de groei van het slijmvlies van de baarmoederwand van een vrouw.
Op welke dagen is deze vrouw vruchtbaar?
A
Op dag 1-5.
B
Op dag 6-10.
C
Op dag 12-16
D
Op dag 16-20

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor eisprong?
A
Evaluatie
B
Ovulatie
C
Evolutie
D
Ik vind dit een stomme vraag.

Slide 12 - Quizvraag

Welk orgaan stoot tijdens de menstruatie slijmvlies af?

A
De baarmoeder.
B
De eierstokken.
C
De eileiders.
D
De vagina.

Slide 13 - Quizvraag

Een vrouw heeft op een kalender de eerste dag van haar menstruatie aangegeven (zie afbeelding). Deze vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus.
In de maand februari heeft deze vrouw op vier dagen geslachtsgemeenschap gehad met een man, namelijk op 5, 12, 19 en 26 februari.

Op welke van de genoemde dagen is de kans het grootst dat de geslachtsgemeenschap tot bevruchting leidt?
A
5 februari
B
12 februari
C
19 februari
D
26 februari

Slide 14 - Quizvraag

Zet de zinnen over de bevruchting van een eicel in de juiste volgorde.
1
2
3
4
Een zaadcel ontmoet de eicel.
Een eicel komt vrij uit de eierstok.
De kernen van de eicel en zaadcel smelten samen.
Een eicel komt in de eileider.

Slide 15 - Sleepvraag


Wat gebeurt er bij innesteling?
A
Een bevruchte eicel begint zich te delen en wordt een bolletje cellen.
B
Een bolletje van delende cellen gaat vast zitten in het baarmoederslijmvlies.
C
Een bolletje van delende cellen reist naar de baarmoeder.
D
Een eicel wordt bevrucht door een zaadcel.

Slide 16 - Quizvraag

Veel vrouwen gebruiken tijdens de menstruatie maandverband of tampons om bloed en slijmvlies uit de baarmoeder op te vangen. Een tampon wordt in de vagina ingebracht. Welke letter in de afbeelding geeft het deel aan waarin een tampon wordt ingebracht? 
Letter:
P
Q
R

Slide 17 - Sleepvraag

Een man en een vrouw hebben geslachtsgemeenschap. Ze gebruiken geen voorbehoedmiddelen.

In welk deel komen de zaadcellen het eerst terecht nadat ze de penis hebben verlaten?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Vagina

Slide 18 - Quizvraag

Bij een vrouw kan in de eileiders een onbevruchte eicel worden aangetroffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Tijdens de zwangerschap treden geen menstruaties op.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Dit voorbehoedsmiddel bevat hormonen.
A
Coïtus Interruptus
B
Condoom
C
De pil
D
Fun condoom

Slide 21 - Quizvraag

Bij de geboorte van een kind kunnen de volgende 3 fasen onderscheiden worden (in willekeurige volgorde)
nageboorte, ontsluiting, uitdrijving.
Wat is de juiste volgorde?
A
nageboorte, uitdrijving, ontsluiting
B
uitdrijving, ontsluiting, nageboorte
C
ontsluiting, nageboorte, uitdrijving
D
ontsluiting, uitdrijving, nageboorte

Slide 22 - Quizvraag

Een condoom is
A
Het enige voorbehoedsmiddel dat beschermt tegen SOA
B
Is 100% veilig tegen zwangerschap
C
Twee keer te gebruiken

Slide 23 - Quizvraag