In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 3.2 & 3.3
Karel de Grote
deel 2
Slide 1 - Tekstslide
Wie was Karel de Grote?
Slide 2 - Woordweb
bronopdracht Karel de Grote
selecteer de bronnen > maak categorieen en plaats bronnen met een gelijkend onderwerp bij elkaar
bespreken
Wat vertellen deze bronnen je over Karel de Grote?
Slide 3 - Tekstslide
Karel de Grote
- geboren in 742
- op zijn 12e tot koning 'gezalfd' door de paus
- 53 x oorlog voeren
- +/- 3 x rond de wereld gereisd
- overleden 814
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat/welk verhaal vertelden de bronnen je over Karel de Grote?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Wie wist als eerste de Frankische stammen te verenigen?
A
Karel de Grote
B
Clovis
C
Pepijn III
D
Karel Martel
Slide 13 - Quizvraag
Wat zijn vazallen?
A
Huursoldaten die vechten voor geld
B
Ridders die een stuk land besturen
C
Krijgers die door de koning worden onderhouden
D
Trouwe onderdanen van de koning
Slide 14 - Quizvraag
Karel de Grote leefde in de tijd van Grieken en Romeinen.
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quizvraag
Welke gebeurtenis had een grote invloed op de val van het Romeinse Rijk?
A
Karel de Grote wordt keizer
B
De pest
C
Slechte koningen
D
Volksverhuizingen
Slide 16 - Quizvraag
Van welke Germaanse stam was Karel de Grote de baas?
A
Franken
B
Saksen
C
Friezen
D
Romeinen
Slide 17 - Quizvraag
Wie speelde een grote rol in het verdrijven van de moslims uit Europa?
A
Clovis
B
Karel Martel
C
Pepijn III
D
Karel de Grote
Slide 18 - Quizvraag
Welk geloof had Clovis?
A
Romeinse godsdienst
B
Jodendom
C
Christendom
D
Islam
Slide 19 - Quizvraag
Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout
Slide 20 - Quizvraag
Waarom kon Karel de Grote niet in zijn eentje het Frankische Rijk besturen?
Slide 21 - Open vraag
1. Karel de Grote woonde in Duitsland. 2. Hij hoorde bij de Franken.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed
Slide 22 - Quizvraag
1. Karel de Grote woonde in Duitsland. 2. Hij hoorde bij de Franken.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed
Slide 23 - Quizvraag
Graven en hertogen zijn voor Karel de Grote leenmannen
A
Goed
B
Fout
Slide 24 - Quizvraag
Een leenman splitste vaak zijn land weer in kleinere stukken land in leen aan lagere edelen.
A
Goed
B
Fout
Slide 25 - Quizvraag
De leenheer beloofde de leenman met raad en daad bij te staan.
A
Goed
B
Fout
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
het ontstaan van een standenmaatschappij
De leenheer verdeelt zijn grond in kleinere gebieden en leent die uit aan zijn leenmannen (vazallen). In ruil voor het gebruik van de grond helpen de leenmannen hun leenheer als er gevochten moet worden. Essentieel is de onvoorwaardelijke trouw tussen leenman en leenheer.
De leenmannen kunnen de hun toebedeelde grond weer opdelen in kleinere gebieden en die weer uitlenen aan onderleenmannen (ondervazallen). Ook hier geldt dat onvoorwaardelijke trouw essentieel is en dat de onderleenmannen hun leenheer helpen als er gevochten moet worden.
Slide 28 - Tekstslide
Drie standen
De eerste stand:
De geestelijken. Zij zorgden voor alles wat met geloof te maken had.
De tweede stand:
De adel. Zij bestuurden het land, verzorgden de rechtspraak en verdedigden
het land als er oorlog was.
De derde stand:
De rest van de bevolking. Zij zorgden voor het voedsel.
In de Middeleeuwse standenmaatschappij hadden de eerste en de tweede stand alle rechten, en de derde stand vrijwel alle plichten (zoals het betalen van belasting).
Aan deze verdeling werd niet getwijfeld: God heeft het zo gewild.
Slide 29 - Tekstslide
Dit zijn schaakstukken van een schaakspel uit de twaalfde eeuw, die ook wel The Lewis Chessman worden genoemd. Ze zijn gemaakt van walrustand.
Sleep de onderdelen naar de juiste schaakstukken.
Adel
Geestelijkheid
Ridder
Koning
Bisschop
Slide 30 - Sleepvraag
Slide 31 - Tekstslide
En nu natuurlijk de belangrijkste vraag:
Waarom wordt hij Karel de Grote genoemd?
Schrijf in het kort op waarom jij denkt dat hij zo wordt genoemd.
Slide 32 - Open vraag
Maar...
Waarom wordt hij ook 'vader van Europa' genoemd?
Schrijf in het kort op waarom jij denkt dat hij zo wordt genoemd.