Dictee: Eerst volledig voorlezen. Dan losse zin en woord dat moet worden opgeschreven. Schrijf na elke zin het antwoord op het bord en benoem de spellingsproblemen.
1. Joris riep zijn vriendin Lotte. Hij had op zolder namelijk een geheimzinnige kaart
gevonden. (andere klankwerkwoord, vd eindigt op -en)
2. Op de kaart stond een pijl naar een plek bij een verlaten goudmijn diep in het bos. (ou en lange ij)
3. Nadat hij de kaart aan haar had laten zien, twijfelden ze geen moment en trokken hun wandelschoenen aan. (lange ij; zelfde klankwerkwoord, verleden tijd kofschip)
4. Lotte besloot om haar cameraatje ook mee te nemen. (c dat klinkt als k: leenwoord; jagerregel; verkleinwoord op lange klank -> twee klinkers)
5. Ze bestudeerden de kaart. “Volgens deze tekening moeten we langs het oude circus,” fluisterde Lotte tegen Joris. (c dat klinkt als s + c dat klinkt als k; leenwoord)
6. Joris werd er zenuwachtig van. “Vind jij dit ook zo spannend?” vroeg hij aan Lotte. (jij na persoonsvorm tegenwoordige tijd, dus alleen stam (zonder + t))
7. Maar Lotte was de deur al uit. Joris ging haar achterna, het bos in. Ze volgden het pad richting het oude circus en kwamen langs een paar verlaten garages, die half verscholen lagen onder klimop. (jagerregel; je hoort aazje, je schrijft -age; -s vastplakken na korte klank)
8. De deur van de achterste garage stond al op een klein kiertje, maar Joris was helemaal buiten adem nadat hij de zware deur volledig had opengeduwd. (jagerregel; zelfde klankwerkwoord, vd kofschip)
9. Binnen stond een kist vol papieren. Het waren verhalen over de oudheid en ook een paar brieven. (zoals snelheid, achtervoegsel -heid met korte ei en een d)
10. Zo stil en zo voorzichtig mogelijk begonnen ze de verhalen en brieven te lezen. Eén brief was geschreven in een vreemd, speciaal soort handschrift. (je hoort -iejaal, je schrijft -iaal)
11. De afzender bleek een apotheker die lang geleden kruiden had geplukt uit het bos. (jagerregel; je hoort t, je schrijft th (weetwoorden))
12. De kruiden die hij zocht groeiden alleen ’s zomers. In de brief beschreef hij hoe je geheimzinnige drankjes kon maken van deze kruiden. (apostrof s met daarna een spatie; jagerregel; -s vastplakken na korte klank)
13. Misschien was de brief wel een aanwijzing! Er waren geen kopieën van de brief, dus Lotte besloot om er een foto van te maken. (jagerregel; klemtoon op laatste klankgroep dus +ën)
14. Op hun tenen slopen Joris en Lotte verder de garage in, op zoek naar nog meer mogelijke aanwijzingen. Plots hoorden ze een vreemd geluid uit een donkere hoek komen. Hun harten bonsden terwijl Lotte en Joris pijlsnel wegrenden, terug naar huis. (zelfde klankwerkwoord, verleden tijd kofschip; s/z regel)
15. Eenmaal veilig thuisgekomen besloten ze om pas morgen weer verder op zoek te gaan. Vandaag hadden ze namelijk wel genoeg meegemaakt. (zelfde klankwerkwoord, vd kofschip)