VTH 7 Injecteren

VTH Theorie 
Injecteren
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

VTH Theorie 
Injecteren

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag
De student:
  • kent de verschillende vormen van injecteren.
  • beschrijft algemene aandachtspunten bij injecteren.
  • heeft kennis van de materialen die je nodig hebt voor injecteren.
  • kent de toedieningsplaatsen en de verschillende technieken van injecteren.
  • kan enkele complicaties van injecteren bij de zorgvrager benoemen.


Slide 2 - Tekstslide

Toedienen van medicatie via injectie
Voorbehouden handeling

Slide 3 - Tekstslide

 voorbehouden handeling
kan risico voor de cliënt opleveren
gaat door de natuurlijke barrière van het lichaam
is in opdracht van een zelfstandige beroepsbeoefenaar;
uitvoeringsverzoek
 ben ik bevoegd, en bekwaam
 werkt volgens recent protocol
indicatie, contra indicatie
toestemming cliënt, wettelijke vertegenwoordiger

Slide 4 - Tekstslide

5 j's
juiste patiënt
juiste medicatie
juiste wijze van toedienen
juiste dosering
juiste tijd

Slide 5 - Tekstslide

Wat doen we bij injecteren
Inbrengen van een lichaamsvreemde stof nl. een vloeibaar geneesmiddel op voorschrift van een arts d.m.v. een steriele spuit en een steriele holle naald in weefsels


Slide 6 - Tekstslide

Waarom injecteren?

Slide 7 - Woordweb

Doel van injecteren
Waarom injecteren?
- Snellere inwerking door snellere resorptie
- Lokale inwerking
- Als de toediening langs orale weg niet mogelijk is

- Genezend
- Verdovend
- Voorkomend

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Op welke manieren kan je injecteren?

Slide 10 - Open vraag

Verschillende toedieningsvormen

Slide 11 - Tekstslide

timer
1:00
als ik denk aan s.c. injecteren, dan denk ik aan.....

Slide 12 - Woordweb

Subcutane injectie
Een subcutane injectie geef je in het onderhuis vetweefsel, de subcutis.
Opgenomen door bloedvaatjes in het vetweefsel.

Voorbeelden van geneesmiddelen die subcutaan worden gegeven zijn heparine en insuline

Slide 13 - Tekstslide

Subcutane injectie

Slide 14 - Tekstslide

Specifieke aandachtspunten
  • Niet masseren
  • De juiste injectieplaats bepalen
  • Roteren, minimaal 1 cm van vorige injectieplaats verwijderd
  • Hoeveelheid in te kunnen spuiten medicatie beperkt

Slide 15 - Tekstslide

Complicaties
  • Abcesvorming
  • Weefselnecrose
  • Allergische reactie 

Slide 16 - Tekstslide

Injectieplaats bepalen
Voorkeurslocaties voor het geven van een subcutane injectie zijn:

  • de vetkussentjes aan de buitenzijde van de bovenarm;
  • het vet aan de buitenkant van het bovenbeen;
  • het vet op de buik, rondom de navel;
  • de billen 

  de 3 BBB's

Slide 17 - Tekstslide

Je prikt niet in:

  • gebied met oedeem/trombose;
  • verlamde ledematen;
  • ledematen met infuus of shunt;
  • te opereren of geopereerd gebied;
  • ontstoken gebied;
  • wondjes of eczeem;
  • het gebied rond een stoma;
  • de buurt van grote bloedvaten;
  • bestraald gebied.

Slide 18 - Tekstslide

Insuline toedienen

Slide 19 - Tekstslide

Langwerkend en kortwerkend

Slide 20 - Tekstslide

Langwerkende insuline spuit je bij voorkeur in het bovenbeen
A
Juist
B
Onjuist
C
Maakt niet uit

Slide 21 - Quizvraag

Als een cliënt meer dan 50I.E. insuline toegediend krijgt, dan moet je dat over 2 giften verdelen. Bv. in beide benen 25I.E.
A
Dat hoeft niet meer
B
Ja, dat moet
C
Alleen bij bv lekkage of pijnklachten

Slide 22 - Quizvraag

Als een cliënt een bloedsuikerwaarde heeft van 2.4 mmol dan vraag ik de arts hoeveel insuline ik bij moet spuiten
A
Onjuist
B
Juist

Slide 23 - Quizvraag

Wat geef je bij voorkeur aan een cliënt die een lage bloedsuiker heeft, maar nog wel goed aanspreekbaar is
A
Zo zoet mogelijk want het is belangrijk dat de bloedsuikerwaarde z.s.m. omhoog gaat.
B
Laat de cliënt zoveel mogelijk drinken en bewegen
C
Geef de cliënt iets met langzame koolhydrathen zoals bv brinta of een volkorenboterham
D
Als een cliënt aanspreekbaar is, hoeft de bloedsuiker niet per se omhoog

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Tekstslide

Huidplooitechniek
Loodrechttechniek

Slide 28 - Tekstslide

timer
1:00
als ik denk aan I.M. injecteren, dan denk ik aan.....

Slide 29 - Woordweb

Intramusculair injectie
Bij een intramusculaire injectie dien je een geneesmiddel toe in spierweefsel.
Opgenomen via kleine bloedvaatjes in de spier.
De opname verloopt sneller dan bij een subcutane injectie.
Een grotere hoeveelheid kan ingespoten worden.
inbrengen Irriterende stoffen (goud injecties/AB)
2 technieken toepasbaar.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Specifieke aandachtspunten
  • Houd de injectiespuit altijd vast alsof het een pen is. 
  • Je kunt de injectienaald inbrengen tot het einde van de naald
  • De zuiger terugtrekken na het injecteren. 
  • Medicijnen langzaam injecteren
  • prikplek wisselen maar niet de lokatie/spier

Slide 32 - Tekstslide

Complicaties
  • Hematoomvorming.
  • Aanprikken van een bloedvat. 
  • Aanprikken van de grote beenzenuw (nervus ischiadicus).

Slide 33 - Tekstslide

Injectieplaats bepalen
Intramusculaire injecties moet je toedienen in een spier met voldoende spiermassa:

  • de bovenarmspier (musculus deltoideus)
  • de bilspier (musculus gluteus maximus)
  • de bovenbeenspier (musculus rectus femoris)

Slide 34 - Tekstslide

Je prikt niet in:

  • gebied met oedeem/trombose;
  • verlamde ledematen;
  • ledematen met infuus of shunt;
  • te opereren of geopereerd gebied;
  • ontstoken gebied;
  • wondjes of eczeem;
  • het gebied rond een stoma;
  • de buurt van grote bloedvaten;
  • bestraald gebied.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Wat te doen bij prikaccident? 
  • Prikaccidentprotocol hanteren
  • Laat de wond goed doorbloeden en uitspoelen onder de kraan
  • Desinfecteren
  • Aard accident beoordelen of er een risico bestaat op infectie (hygiënist, bedrijfsarts)

Slide 37 - Tekstslide

bij welke injectie kan je 45 en 90 graden injecteren
A
intramusculair
B
subcutaan
C
intraveneuze
D
insuline injecteren

Slide 38 - Quizvraag

Bij subcutaan injecteren, dan injecteer je ...
A
In de spier
B
in de huid
C
in een ader
D
in het onderhuidsweefsel

Slide 39 - Quizvraag

Op welke plaatsen mag je intamusculair injecteren?
A
buik, bovenbeen en bil
B
bovenarm, bil en buik
C
bovenarm, bilspier, bovenbeen
D
onderarm, bilspier en bovenbeen

Slide 40 - Quizvraag

Waarvoor dient de rangeertechniek bij het i.m. injecteren?
A
niet terugvloeien medicatie
B
minder beschadiging aan huid
C
niet lekken van bloed
D
rangeertechniek gebruik je bij s.c. injectie

Slide 41 - Quizvraag

waar prik je met IM injecteren?
A
ader
B
bot
C
huid
D
spier

Slide 42 - Quizvraag

waar gebruik je dit voor?
A
Intramusculair injecteren
B
subcutaan injecteren
C
een katheterzak
D
Inco-matriaal

Slide 43 - Quizvraag

Is injecteren een risicovolle of een voorbehouden handeling?
A
Risicovol
B
Voorbehouden
C
geen van beide

Slide 44 - Quizvraag

Welke bloedglucose waarde is normaal
A
Tussen 2 en 5
B
Tussen 4 en 8
C
Tussen 3 en 6
D
Tussen 4 en 6

Slide 45 - Quizvraag

Wanneer moet je de huid desinfecteren?
A
altijd
B
alleen bij verminderde weerstand
C
alleen na het injecteren
D
nooit

Slide 46 - Quizvraag

Waar injecteer je de insuline
A
In de spier
B
Onderhuids bindweefsel
C
Intracutaan
D
Intraveneus

Slide 47 - Quizvraag

Waar kan je insuline spuiten?
A
Buik
B
Boven been
C
Bil
D
Alle antwoorden

Slide 48 - Quizvraag

Welke techniek kun je het best toepassen wanneer je een subcutane injectie moet toedienen aan een oudere, magere zorgvrager?
A
Rangeertechniek
B
Huidplooitechniek
C
Loodrechttechniek

Slide 49 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 50 - Tekstslide