H 3.1 Stoffen en eigenschappen

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert:
  • aan welke eigenschappen je stoffen kunt herkennen. 
  • het verschil tussen eigenschappen van een stof en van een voorwerp noemen.
  • dichtheid berekenen als massa en volume zijn gegeven;
  • massa of volume berekenen als de dichtheid is gegeven.
  • uitleggen wanneer een vaste stof op een vloeistof drijft of erin zweeft of zinkt.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Stofeigenschappen

Een eigenschap of kenmerk is een verschijnsel dat typisch is voor een bepaalde persoon, voorwerp of zaak. 

Slide 4 - Tekstslide

Welke stofeigenschappen zijn er?
Voorbeelden van stofeigenschappen:
  • kleur
  • geur
  • smaak 
  • fase bij kamertemperatuur 
       (vast, vloeibaar of gasvormig)
  • brandbaarheid
  • smeltpunt en kookpunt
  • geleiding
  • dichtheid
  • wel of niet magnetisch

Slide 5 - Tekstslide

Voorwerpseigenschappen
Voorwerpseigenschappen zijn de eigenschappen van een voorwerp, zoals vorm en massa.

Stofeigenschappen zijn de eigenschappen van de stof waarvan een voorwerp is gemaakt.

Slide 6 - Tekstslide

Aluminium
Suiker
Lost op in water
Geleid elektriciteit
Zilverkleurig
Wit

Slide 7 - Sleepvraag

Opdrachten maken
Waar? Bladzijde 113 t/m 115
Wat? Opdracht 1 t/m 10
Hoe? In je werkboek
Klaar? Nakijken
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat is dichtheid?

De dichtheid van een stof is in de natuur- en scheikunde de massa  (in gram) van 1 cm3.

Dit betekend dat ieder voorwerp met een volume van 1 cm3 van 
dezelfde stof altijd de zelfde massa heeft.

Slide 10 - Tekstslide

Dichtheid

Slide 11 - Tekstslide

Dichtheid berekenen
Voor het berekenen van de dichtheid moet je de massa en het volume weten.




Slide 12 - Tekstslide

Hoe bepaal je de massa?
De massa bepaal je met behulp van een weegschaal of een balans.
De massa wordt gemeten in gram of in kilogram.

Weet je nog hoe je die moet omrekenen?

Slide 13 - Tekstslide

Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 2: de onderdompelmethode

Deze manier van meten gebruik je bij het bepalen van het volume van 
een voorwerp met onregelmatige vormen, bijvoorbeeld een kiezelsteen.

Je hebt een maatcilinder met een bepaalde hoeveelheid water. Deze hoeveelheid lees je precies af. Vervolgens laat je voorzichtig het voorwerp in het water glijden. 
Het niveau van het water stijgt hierdoor. het verschil in waterstand is   
precies gelijk aan het volume van het voorwerp

Slide 14 - Tekstslide

Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 1:  meten

Voor deze manier heb je een meetlat  nodig. Meten kan  alleen als het een rechthoekig voorwerp is.
Je meet dan de lengte van het voorwerp, de breedte en de hoogte.

De formule die je voor het berekenen van het volume moet gebruiken ken je uit de wiskunde.

Slide 15 - Tekstslide

Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig verder
Er staan nog 3 filmpjes klaar die je kan bekijken. 
Heb je dat gedaan of snap je alles al? 
Ga dan door naar de opdrachten van paragraaf 3.1 

Slide 18 - Tekstslide

Opdrachten maken
Waar? Bladzijde 115 en 116
Wat? Opdracht 11 t/m 17
Hoe? In je werkboek
Klaar? Nakijken

Slide 19 - Tekstslide

0

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video