les 3 zakelijke brief

Schrijven: les 3 zakelijke brief
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schrijven: les 3 zakelijke brief

Slide 1 - Tekstslide

Hoe gaat het met jullie?
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag

 Zakelijke brief
Les 1: Wat zijn de conventies van de zakelijke brief?
Les 2: Opbouw kern van de zakelijke brief. 
Les 3: Punten van aandacht zakelijke brief.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welk antwoord is goed?
A
t.a.v. Jan van 't Hek
B
T.a.v. Dhr. van 't Hek
C
T.a.v. dhr. Van 't Hek
D
T.a.v. dhr. van 't Hek

Slide 5 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Alkmaar, 20-11-2020
B
Alkmaar 20 november 2020
C
Alkmaar, 20 nov. 2020
D
Alkmaar, 20 november 2020

Slide 6 - Quizvraag

Betreft: Uitsluiting dagbesteding mevrouw Bakker.
Hoeveel fouten zitten er in deze zin?
A
nul fouten
B
één fout
C
twee fouten
D
drie fouten

Slide 7 - Quizvraag

Conventies
Betreft: hier schrijf je het onderwerp van je brief, start je zin niet met een hoofdletter en eindig niet met een punt.

Betreft:  uitsluiting dagbesteding mevrouw Bakker

Slide 8 - Tekstslide

  • Afzender: je eigen adres 





  • Plaats,  datum (de maand in letters)

  • Adresgegevens geadresseerde: naar wie schrijf je de brief                                                         T.a.v. = ter attentie van de contactpersoon van het bedrijf

  • Onderwerp





Voornaam Achternaam
Straatnaam nummer
2020 AA Plaats
telefoonnummer
e-mail

Plaats, 17 november 2020

Naam van het bedrijf of de instelling
T.a.v. dhr. Rutte
Postbus of Straatnaam en nummer
2021 BB Plaats

Betreft: hier schrijf je het onderwerp van je brief, gebruik geen hoofdletters en geen punt.

Slide 9 - Tekstslide

Welke aanhef is juist?
A
Geachte Mevrouw Huese,
B
Geachte mevrouw Huese,
C
Geachte E. Huese
D
Geachte Everine Huese

Slide 10 - Quizvraag

Aanhef
Geachte heer, / Geachte mevrouw,
Geachte mevrouw/meneer,
Geachte dames en heren, (groep)
Geacht bestuur, / Geachte directie,
Geachte mevrouw De Wit
Geachte mevrouw Van den Dries-Vermeulen, / Geachte mevrouw Van den Dries,


Slide 11 - Tekstslide

Aan het einde van de dag vertelt mevrouw over wat ze allemaal heeft gedaan en hoe leuk ze het vind.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag


Aan het einde van de dag vertelt mevrouw over wat ze allemaal heeft gedaan en hoe leuk ze het vind.
vinden
Ik vind
jij / u vindt
hij / zij / het vindt
Juiste zin:
Aan het einde van de dag vertelt mevrouw Bakker over wat ze allemaal heeft gedaan en hoe leuk ze het vindt.

Slide 13 - Tekstslide

1. Mevrouw Bakker is erg blij met het contact wat ze heeft op de dagbesteding.
2. Mevrouw Bakker is erg blij met het contact dat ze heeft op de dagbesteding.
Welke zin is goed?
A
zin 1
B
zin 2
C
zin 1 en 2
D
beide zinnen zijn niet goed

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Na 'HET' woorden komt DAT:
Hier staat het huis dat ik wil kopen.
Anja is een meisje dat leuk kan dansen. (het meisje)


Na 'DE' woorden komt DIE:
Ik koop de krentenbol die er smakelijk uitziet.
Er staan hier huizen die bijna instorten. (de huizen)
Ik zit in een bus die erg slingert.(de bus)

WAT gebruik je: 

  1. Als je verwijst naar een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, veel):
 Er is iets wat ik niet snap.
Is er soms iets wat we voor u kunnen doen?

2. Als je verwijst naar een overtreffende trap: Het mooiste wat mij ooit is overkomen.
Dat is echt het laatste wat ik van hem had verwacht.
3. Als je verwijst naar een hele zin: ‘We gingen met de trein naar Frankrijk, wat veel goedkoper was’.
Hij vroeg mij ten dans, wat ik heel leuk vond.

Slide 16 - Tekstslide

Wat valt je op in deze zinnen?
De dagbesteding is erg belangrijk voor mevrouw Bakker, omdat dit voor haar structuur in haar dag biedt. Mevrouw Bakker komt altijd met leuke verhalen terug van de dagbesteding. Elke dag kijkt mevrouw Bakker uit naar de dagbesteding. De structuur is voor mevrouw Bakker erg belangrijk, zodat ze weet waar ze aan toe is. Ook geeft deze structuur haar een
veilig gevoel.

Slide 17 - Tekstslide

De dagbesteding is erg belangrijk voor mevrouw Bakker, omdat dit voor haar structuur in haar dag biedt. Mevrouw Bakker komt altijd met leuke verhalen terug van de dagbesteding.
Elke dag kijkt mevrouw Bakker uit naar de dagbesteding. De structuur is voor mevrouw
Bakker erg belangrijk, zodat ze weet waar ze aan toe is. Ook geeft deze structuur haar een
veilig gevoel.
De dagbesteding is erg belangrijk voor mevrouw Bakker, omdat dit structuur in haar dag biedt. Ze kijkt elke dag uit naar dit uitje en komt altijd met leuke verhalen terug. 
 De structuur die de dagbesteding biedt,  geeft haar een veilig gevoel.

Slide 18 - Tekstslide

Gebruik verwijswoorden
Ik, Peter, weet zeker dat Sandra gisteren in het park was. Ik heb haar daar toen zien sporten.
De jongen die daar loopt. 
Het boek dat daar ligt.

Slide 19 - Tekstslide


De vraag kwam vanuit hun / hen om u een brief te schrijven.
A
hun
B
hen

Slide 20 - Quizvraag

HEN gebruik je: 
1. Na een voorzetsel:
Ik geef het boek aan hen.
Wil je dat voor hen doen.
Wij gaan bij hen op bezoek.
Ik ga naar de kermis met hen.
2. Als lijdend voorwerp:
Wij hebben hen nog gebeld.
De directeur ontslaat hen.
Zij vergeet hen nooit.
Ik bekijk hen.


Hun huis staat in brand.
Dit is hun caravan.
HUN gebruik je: 

1. Om bezit uit te drukken.
Hun auto is stuk.
Dit is hun caravan.

2. Als je hun kan vervangen dooreen voorzetsel + hen (aan hen, voor hen, bij hen, volgens hen, etc.) 

Ik geef hun een lolly (hun = aan hen)
Hij schonk hun een kopje koffie in (hun = voor hen)
Hij rookt hun te veel (hun = volgens hen, wat hen betreft)


Slide 21 - Tekstslide

Hun hebben er geen verstand van.
Deze zin is:
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Hun is nooit het onderwerp van de zin! 
Hun hebben er geen verstand van. 
Gebruik zij als onderwerp.

Zij hebben er geen verstand van.
Zij gaan met de trein.
Vraag eens waarom zij niet meedoen.
Zij hebben ons gevraagd.

Slide 23 - Tekstslide

HEN gebruik je: 
1. Na een voorzetsel:
Ik geef het boek aan hen.
Wil je dat voor hen doen.
Wij gaan bij hen op bezoek.
Ik ga naar de kermis met hen.
2. Als lijdend voorwerp:
Wij hebben hen nog gebeld.
De directeur ontslaat hen.
Zij vergeet hen nooit.
Ik bekijk hen.


Hun huis staat in brand.
Dit is hun caravan.
HUN gebruik je: 

1. Om bezit uit te drukken.
Hun auto is stuk.
Dit is hun caravan.

2. Als je hun kan vervangen dooreen voorzetsel + hen (aan hen, voor hen, bij hen, volgens hen, etc.) 

Ik geef hun een lolly (hun = aan hen)
Hij schonk hun een kopje koffie in (hun = voor hen)
Hij rookt hun te veel (hun = volgens hen, wat hen betreft)


Slide 24 - Tekstslide

In overleg met ...
personeel hebben we besloten om ... een mail te sturen, omdat ik het er niet mee eens ben dat
mevrouw bakker geweigerd wordt.
A
u-u
B
U-Uw
C
Uw-U
D
uw-u

Slide 25 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Bedankt voor uw medewerking.
B
Bedankt voor Uw medewerking.
C
Bedankt voor u medewerking.
D
Bedankt voor U medewerking.

Slide 26 - Quizvraag

Aangezien mevrouw dementie heeft, is het belangrijk dat mevrouw wordt ondersteunt
in het behouden van de dag structuur.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

Aangezien mevrouw dementie heeft is het belangrijk dat mevrouw wordt ondersteunt
in het behouden van de dagstructuur.


Ondersteunen. Ik ondersteun.
Mevrouw wordt ondersteund. 


Aangezien mevrouw dementie heeft is het belangrijk dat mevrouw wordt ondersteund
in het behouden van de 
dagstructuur.




Slide 28 - Tekstslide

Welke afsluiting bij een zakelijke brief is goed?
A
Groetjes, Naam + Achternaam
B
met vriendelijke groet, handtekening Naam + Achternaam
C
Hoogachtend, handtekening Naam + Achternaam
D
Met vriendelijke groet, handtekening Naam + Achternaam

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel alinea's moet je zakelijke brief minimaal hebben?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 30 - Quizvraag

De zinnen die samen een alinea vormen, horen inhoudelijk bij elkaar.
A
Dat is waar
B
Dat is niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Interpunctie 
Leestekens zijn ervoor om een tekst makkelijker leesbaar te maken voor lezers. Ieder leesteken heeft zijn functie. 
Hoofdletters en punten geven de grenzen van een zin aan. 
Vraagteken en uitroepteken geven de intonatie  van de zin aan. 
Komma’s geven pauzes in de zin aan. (luister ook naar de intonatie van de zin)
Aanhalingstekens geven een citaat aan of een woord dat ironische wordt bedoeld. (Hij is 'knap'. )
Dubbele punten geven aan dat er een opsomming, uitleg of citaat volgt.
De puntkomma geeft aan dat een of meer los van elkaar staande zinnen qua betekenis met elkaar verbonden zijn. 

Slide 32 - Tekstslide

Geloof jij wat hij beweert sinds hij laatst door de mand viel vertrouw ik hem niet meer
A
Geloof jij wat hij beweert? Sinds hij laatst door de mand viel vertrouw ik hem niet meer.
B
Geloof jij wat hij beweert? Sinds hij laatst door de mand viel, vertrouw ik hem niet meer.

Slide 33 - Quizvraag

Komma tussen persoonsvormen

Wat zij gepresteerd heeft, is heel opmerkelijk.
Nu ik er langer over nadenk, vind ik het geen gek idee.
Sinds hij laatst door de mand viel, vertrouw ik hem niet meer

Komma voor voegwoord (hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl) 

Ik was bang dat de deur op slot zou zitten, maar dat bleek niet het geval. 
Ik heb de azijn weggelaten, omdat ik de dressing zo al zuur genoeg vond.

Slide 34 - Tekstslide

Wat is juist?
A
Na aanleiding van
B
Naar aanleiding van

Slide 35 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Echter, wil ik nu koffie.
B
Echter, ik wil nu koffie.

Slide 36 - Quizvraag

Tot slot; tips voor slotzinnen
Ik hoop u hiermee van dienst te zijn geweest. 
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Met belangstelling zie ik uw reactie tegemoet. 
Bij voorbaat mijn dank voor uw medewerking.
Eindig concreet, bijvoorbeeld:

Ik hoor graag binnen twee weken wat u van mijn voorstelt vindt. 
Ik neem binnenkort telefonisch contact met u op om te horen wat u van mijn voorstel vindt.
(voor de wat brutalere onder ons) 



Slide 37 - Tekstslide

TIPS
  • Zorg voor een duidelijke indeling van de brief: deel hem in, in alinea's die elkaar op logische wijze opvolgen en die van elkaar worden gescheiden door een witregel.
  • Inleiding, kern, slot!
  • Schrijf relatief korte maar duidelijke zinnen. Blijf altijd beleefd.
  • Begin je brief nooit met 'Ik'. Later in de brief mag dat wel.
  • Begin een zin nooit met 'En'. Schrijf geen komma voor en.
  • Let op de grammatica, interpunctie, conventies.
  • Het is niet gebruikelijk om een zakelijke brief te starten met : Mijn naam is Pietje Puk, ik ben 20 jaar oud en enz. 
  • LEES JE BRIEF GOED DOOR! Loopt de tekst? Gebruik je niet steeds dezelfde woorden? 

Slide 38 - Tekstslide

Hoe gaat het met jullie?
A
B
C
D

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Fijne dag!

Slide 41 - Tekstslide