WG en LV les 1 - 2 vmbo KOC

Pak je boek - 10 minuten lezen

Vandaag:

• Aan het eind van de les kan je het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp van een zin benoemen
• Uitleg WG
• Maken opdracht 1
• Nakijken opdracht 1
• Uitleg LV
• Maken opdracht 2 en 3
• Afsluiting

Werkwoordelijk gezegde

• Wat is het WG?
• Het WG bestaat uit alle werkwoorden in de zin
• Wat geeft het WG aan?
• Wat iemand doet of overkomt
• Soms 1 werkwoord (pv), soms meer
• Bijv. Stephan bakt elke week pannekoeken.
• Bijv. Kinderen huilen als ze hun moeder missen. 
• Let op: 'Hij ruimde zijn kamer op.'

Opdracht 1

• Maak opdracht 1 (p. 80)
• Je werkt individueel en in stilte
• Klaar? Ga verder met opdracht 2

Nakijken opdracht 1

• We kijken opdracht 1 na
• Ik wijs steeds iemand aan om een antwoord te geven
• Daarna verschijnt het antwoord op het bord
• Pak hiervoor een andere kleur pen
• Verbeter foute antwoorden
• Stel vragen als je iets niet snapt

Nakijken opdracht 1

• 1 pv = gaat; ow = Lotte; wg = gaat werken
  
• 2 pv = zijn; ow = twee kunstgrasvelden; wg = zijn gemaakt
  
• 3 pv = heeft; ow = Sven; wg = heeft geschaatst
  
• 4 pv = berg; ow = jij; wg = berg op
  
• 5 pv = zal; ow = Jinthe; wg = zal moeten uitstellen
  
• 6 pv = zijn; ow = Lies en Chris; wg = zijn verhuisd
  

Lijdend voorwerp:

Lijdend voorwerp:

• Wie/wat + onderwerp + wg?
• Let op: het lv begint nooit met een voorzetsel (op, onder, achter etc.)
• 'Deze maand heeft Daniël zakgeldverhoging gekregen.'
• 'Onze judoleraar heeft een Facebookpagina aangemaakt voor onze club.'

Opdracht 2

• Maak opdracht 2 (p. 81)
• De eerste zin doen we samen
• Je werkt individueel en in stilte
• Klaar? Ga nog even lezen

Afsluiting

• Huiswerk: opdracht 2 afmaken