Les 2. Chromosomen

Van Genen tot Evolutie
Les 2: Chromosomen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Van Genen tot Evolutie
Les 2: Chromosomen

Slide 1 - Tekstslide

Project: Genen tot evolutie
Les 1: Genotype en fenotype
Les 2: Chromosomen
Les 3: Genen en allelen
Les 4: De evolutietheorie
Les 5: Geschiedenis van het leven op aarde
Les 6: DNA technieken
Les 7: Dominant en recessief

Slide 2 - Tekstslide

Excursie
Woensdag 2 juli Workshop Evolutie in Naturalis Leiden

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
A
Alles wat je leert van je ouders
B
Erfenis die jou wordt nagelaten door je ouders
C
Eigenschappen die je hebt geerfd van je ouders

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we alle uiterlijke eigenschappen van een organisme?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 5 - Quizvraag

Wat is genotype
A
Alles wat jou aangeleerd is
B
Alle informatie in je DNA

Slide 6 - Quizvraag

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Steil haar vanaf de geboorte
Piercings 
Sproeten
Een litteken
gespierd lichaam
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 7 - Sleepvraag

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
23
B
46
C
12
D
40

Slide 8 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
- kan je benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.

Slide 9 - Tekstslide

Inleiding
Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen.
De informatie hiervoor is opgeslagen in 46 chromosomen.

Van elk chromosoom heb je er twee.

Slide 10 - Tekstslide

Chromosomen
Een cel van een mens bevat 46 chromosomen.
Die chromosomen komen voor in paren (tweetallen).

Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern
(2 x 23 = 46). Dit geldt voor alle lichaamscellen.

De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Geslachtscellen
Eicellen en zaadcellen zijn geslachtscellen. In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.

Een geslachtscel van een mens bevat geen 46 chromosomen, maar de helft daarvan.

Slide 13 - Tekstslide

Meiose
Geslachtscellen ontstaan door een speciale celdeling: meiose.
Elke geslachtscel krijgt 1 chromosoom van elk paar.


Kijk maar naar de volgende afbeelding.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Toeval...
Welke van beide chromosomen in een eicel of een zaadcel terechtkomt, hangt af van het toeval.

Er zijn veel verschillende mogelijkheden.

Slide 16 - Tekstslide

Bevruchting
Bij bevruchting versmelten de kern van een eicel met de kern van een zaadcel.

De chromosomen uit de cellen komen dan bij elkaar.
Samen komen ze in de celkern van de bevruchte eicel terecht.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Bevruchte eicel
De kern van de zaadcel bevat 23 chromosomen van de vader. De kern van de eicel bevat 23 chromosomen van de moeder.
De kern van de bevruchte eicel bevat weer 46 chromosomen.

Van elk chromosomenpaar is 1 chromosoom afkomstig van de moeder en 1 van de vader.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
Bij het 23e chromosomenpaar op de vorige bladzijde staat geen nummer, maar XX.

Dit zijn de geslachtschromosomen.


Slide 21 - Tekstslide

Bij een vrouw zijn de geslachtschromosomen gelijk aan elkaar.

Een vrouw heeft twee X-chromosomen: XX.

Slide 22 - Tekstslide

Bij een man zijn de geslachtschromosomen verschillend.

Een man heeft een X- en een Y-chromosoom: XY.

Slide 23 - Tekstslide

Jongentje of meisje?
Het geslachtschromosoom in een eicel is altijd een X.
Het geslachtschromosoom in een zaadcel kan een X zijn
of een Y.
Bij bevruchting ontstaat dus een chromosomenpaar XX of XY.

De baby wordt dan een meisje (XX) of een jongetje (XY).

Slide 24 - Tekstslide

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van de bevruchting.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Chimpansees en egels hebben hetzelfde genotype.
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

hoeveel chromosomen zitten er in de kern van een eicel van de mens
A
15
B
23
C
30
D
46

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen bevinden zich in een levercel als deze zich net gedeeld heeft door mitose?
A
46
B
23
C
92

Slide 28 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding. Hoe zijn de chromosomen aantallen verdeeld voor de eicel, spermacel en de bevruchtte eicel?
A
eicel: 23, spermacel: 23, bevruchtte eicel: 23
B
eicel: 23, spermacel: 23, bevruchtte eicel: 46
C
eicel: 46, spermacel: 46, bevruchtte eicel: 46
D
eicel: 46, spermacel: 46, bevruchtte eicel: 92

Slide 29 - Quizvraag

Kijk goed naar de afbeelding. Wat valt je op?
A
dit is een chromosomen kaart van een man met voldoende chromosomen
B
dit is een chromosomen kaart van een vrouw met voldoende chromosomen
C
dit is een chromosomen kaart van een man met teveel chromosomen
D
dit is een chromosomen kaart van een vrouw met teveel chromosomen

Slide 30 - Quizvraag

Aan de slag!
Schrijf de informatie in je journal, gebruik hierbij ook het filmpje op SOM

Slide 31 - Tekstslide