Paragraaf 1.5 Het landschap in Hoog-Nederland

1.5 Het landschap in Hoog-Nederland
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.5 Het landschap in Hoog-Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Samen lezen 'het doucheputje dat wegzakt'


Maak opdracht 1 en 2

Klaar? Lees vast de rest van de paragraaf
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1a
Wat zijn twee kenmerken van de landschappen in HoogNederland?

  • Ze liggen boven zeeniveau en er komt reliëf voor

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 1B
Waarom stromen veel rivieren naar Nederland toe?

  • Nederland ligt heel laag

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 1C
Welke drie grote rivieren stromen via Nederland naar zee?

  • De Rijn, de Maas en de Schelde.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 1D
Kies de juiste antwoorden. 
Het splitsen van een rivier in meerdere takken is typisch voor een rivier in zijn benedenloop / bovenloop. De rivier stroomt hier snel / langzaam, vervoert veel / weinig water en brengt veel / weinig sediment.

  • Het splitsen van een rivier in meerdere takken is typisch voor een rivier in zijn benedenloop / bovenloop. De rivier stroomt hier snel / langzaam, vervoert veel / weinig water en brengt veel / weinig sediment.

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 2A
Welke drie van deze begrippen hebben met Nederland te
maken?

  • Laagvlakte, sedimentatie, wegzakken.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 2B
Welke begrippen moeten worden ingevuld op de plek van de cijfers 1 tot en met 3?

  • Nederland is een 1 laagvlakte die langzaam2 wegzakt en waar steeds weer nieuwe lagen ontstaan door 3 sedimentatie .

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 2C
Waardoor bestaat Nederland aan de oppervlakte uit zand en klei en niet uit gesteente?

  • Doordat Nederland laag ligt, hebben de rivieren langdurig zand en klei over het gesteente kunnen sedimenteren.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
1. Lees voor je zelf de tekst over stuwwallen en zwerfstenen
2. maak de opdracht 4 

Werk alleen en in stilte. Als je een vraag niet snapt dan kom je bij mij! Maar stel de vraag!

Klaar? Lees het stuk over de zandgronden en probeer opdracht 5 te maken
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 4 A
Vergelijk de ligging van de stuwwallen ten opzichte van het
ijs. Waar zijn de stuwwallen gevormd?

  • Aan het einde en de zijkanten van de ijstongen

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 4B
In je werkboek een lijn tekenen

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 4C
 Stuwwallen vind je alleen in vak
Zwerfstenen kom je alleen tegen in vak
Sporen van ijs in de ondergrond vind je in vak
Sporen van ijs vind je nooit in vak en vak

  •  Stuwwallen vind je alleen in vak B
  • Zwerfstenen kom je alleen tegen in vak B
  • Sporen van ijs in de ondergrond vind je in vak A
  • Sporen van ijs vind je nooit in vak  C en vak D

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 4D
Zwerfstenen zijn afkomstig uit Scandinavië. Hoe kun je
hiermee bewijzen dat er ijs in Nederland is geweest?

  • Deze stenen zijn zo groot dat alleen het ijs voldoende kracht heeft om ze te vervoeren.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 4E
Waarom zijn de huidige stuwwallen niet meer aaneengesloten?

  • De enorme hoeveelheden smeltwater hebben grote delen tussen de stuwwallen weggespoeld

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 4F
 Leg uit wanneer er wel en geen water door de
smeltwaterdalen stroomde

  • Bij het smelten van het landijs stroomde er water door. Toen het ijs weg was, stonden ze droog.

Slide 18 - Tekstslide