1. Je moet kunnen beschrijven welke paradigmashift er plaatsvond na de overstromingen in 1993 en 1995.
2. Je kunt twee soorten maatregelen noemen die het overstromingsgevaar van rivieren moesten verklaren.
3. Je kunt uitleggen waarom er gekozen is voor een integraal waterbeleid.
4. Je kunt zes onderdelen die van het integraal waterbeleid benoemen.
5. Je kunt de zes soorten uitvoerders van het integraal water beleid benoemen en beschrijven.
6. Je kunt uitleggen de vijf genoemde belangrijke aandachts- punten van integraal waterbeleid met elkaar samenhangen.
7. Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met retentie in deze context.
8. Je kunt drie stappen onderscheiden in het verwerken van de neerslag
9. Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met de watertoets.
10. Je kunt het verschil uitleggen tussen harde en een zachte kust.
11. Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met dynamisch kustbeheer en welke rol de Basis- kustlijn hierbij speelt.
12. Je kunt vier vormen van zandsuppletie benoemen en beschrijven.