Nieuwsbegrip week 24 woordenschat B
1 / 23
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Een begroting is een voorlopige berekening of inschatting van de kosten. Een begroting maak je bijvoorbeeld als je dit jaar op vakantie wil gaan of als je wil gaan verbouwen in huis. Een begroting geeft een beeld van hoeveel geld iets gaat kosten. Met een begroting kun je dus inschatten hoeveel geld je nodig hebt of nog moet sparen. Als je een huis gaat verbouwen, moet je rekening houden met de omliggende huizen en hun bewoners, vanwege overlast. Omliggend betekent in de omgeving of aangrenzend. De omliggende huizen staan in de omgeving van jouw huis of aan grenzen aan jouw huis. Bewoners van die omliggende huizen kunnen dus last krijgen van bijvoorbeeld herrie als je gaat verbouwen. Tijdens een verbouwing moet je ook wel eens de knoop doorhakken of je nog langer doorwerkt of op tijd stopt. Een knoop doorhakken betekent een beslissing nemen in een lastige situatie. Aan de ene kant wil je namelijk dat de verbouwing snel klaar is, maar aan de andere kant moet je ook rust nemen zodat je niet oververmoeid raakt. Het is een knoop die je dan moet doorhakken.
Slide 3 - Tekstslide
Leg het woord uit met behulp van de drie woorden of zinnetjes: iets opknappen, maken en zoals het vroeger was. Deze noteert u elk bij een punt van de driehoek.
In de volgende drie slides wordt de drie woorden één voor één in de driehoek geplaatst.
Slide 4 - Tekstslide
Leg het woord uit met behulp van het woord iets opknappen
Slide 5 - Tekstslide
Leg het woord uit met behulp van het woord maken.
Slide 6 - Tekstslide
Leg het woord uit met behulp van het woord zoals het vroeger was.
Slide 7 - Tekstslide
Leg het woord uit met behulp van het woord de berekening
Slide 8 - Tekstslide
Leg het woord uit met behulp van het woord voorlopig.
Slide 9 - Tekstslide
Leg het woord uit met behulp van het woord van de kosten.
Slide 10 - Tekstslide
Vraag de leerlingen waar ze allemaal aan denken bij het woord de traditie en schrijf dat rondom de traditie. Dit kunnen woorden zijn als al heel lang hetzelfde, iets van een groep mensen of iets dat hoort bij een land, of voorbeelden van tradities in Nederland, zoals oliebollen eten met oud en nieuw, beschuit met muisjes bij een geboorte, …
Slide 11 - Tekstslide
Laat de leerlingen verschillende soorten gesprekken opnoemen, bijvoorbeeld het debat, de discussie, de dialoog, de monoloog, het interview.
Slide 12 - Tekstslide
Welke woorden zie je in de spiegel terug? (verschillend, allerlei, allerhande,…)
De komende drie slides laten één voor één de voorbeeldwoorden in de spiegel verschijnen. Probeer ook nog met de leerlingen zelf woorden te bedenken.
Slide 13 - Tekstslide
Welke woorden zie je in de spiegel terug? (verschillend, allerlei, allerhande,…)
Leg uit waar het woord verschillend zichtbaar is in de spiegel.
Slide 14 - Tekstslide
Welke woorden zie je in de spiegel terug? (verschillend, allerlei, allerhande,…)
Leg uit waar het woord allerlei zichtbaar is in de spiegel.
Slide 15 - Tekstslide
Welke woorden zie je in de spiegel terug? (verschillend, allerlei, allerhande,…)
Leg uit waar het woord allerhande zichtbaar is in de spiegel.
Slide 16 - Tekstslide
Bedenk samen met de leerlingen welke eigenschappen alleen bij debat horen en dus in de linker cirkel staan, welke alleen bij interview horen en dus in de rechter cirkel komen en welke bij allebei horen en dus in het overlappende deel komen te staan.
Slide 17 - Tekstslide
Op de laden eronder schrijft u eigenschappen van beide begrippen. U kunt de kast samen met de leerlingen vullen. U kunt ook een rijtje eigenschappen geven, bijvoorbeeld het kapotmaken, de reparatie, weer als nieuw, niets meer van over, mooi maken, vernielen en de leerlingen in tweetallen laten bedenken welke eigenschap aan welke kant van de kast hoort.
Op welk(e) woord(en) moeten we nog terugkomen?
Slide 18 - Open vraag
Deze slide is voor na de les. De leerlingen vullen hier anoniem (controleer of toon namen uitstaat) de woorden in waar nog op teruggekomen moet worden, dus die zij nog lastig vinden.
Na het invullen van de woorden moet u klikken op sluit invoer en vervolgens op toon antwoorden. U kunt nu zien welke woorden het meeste worden gekozen, zodat u die woorden eventueel nog extra kunt aanbieden.
Slide 19 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 20 - Video
In dit filmpje wordt de inleiding van de Andere tekstsoort hardop denkend voorgedaan. Na het filmpje kunnen de leerlingen de rest van de tekst lezen en de opdrachten op de computer doen.
De twee vragen op de volgende dia's zijn voor na de les, zodat er gecontroleerd kan worden of de leerlingen het lesdoel hebben behaald.
In een column worden geen meningen gegeven
A
Goed
B
Fout
Slide 21 - Quizvraag
Deze vragen kunnen gesteld worden als afsluiting van de les om te controleren of de leerlingen het lesdoel hebben behaald.
Het goede antwoord is B, omdat:
In een column geeft de schrijver zijn mening over een bepaald onderwerp. Vaak staat er ook in waarom de schrijver iets vindt.
Het is dus fout dat er in een column geen meningen worden gegeven.
Een column is bedoeld om...
A
een emotie los te maken
B
het gedrag van lezers te veranderen
C
vooral veel feiten te geven
D
lezers anders te laten denken over het punt
Slide 22 - Quizvraag
De goede antwoorden zijn A, B en C. omdat:
Een column meestal is bedoeld om een emotie los te maken. Bijvoorbeeld om lezers te laten lachen of juist boos te maken. Of de schrijver wil dat lezers anders gaan denken over het onderwerp, of hun gedrag gaan veranderen.
Slide 23 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
