Bio H4 Th5 Bs4

Welk hormoon wordt niet geproduceerd door de hypofyse
A
Oxytocine
B
TSH
C
Adrenaline
D
Groeihormoon
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welk hormoon wordt niet geproduceerd door de hypofyse
A
Oxytocine
B
TSH
C
Adrenaline
D
Groeihormoon

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de functie van EPO?

Slide 2 - Open vraag

Welk hormoon zorgt voor een toename van de stofwisseling?
A
ADH
B
Thyroxine
C
TSH
D
EPO

Slide 3 - Quizvraag

Hersenen
Ruggenmerg
Centrale zenuwstelsel
Zenuwstelsel
Zenuwen

Slide 4 - Sleepvraag

Dendriet
Cellichaam
Kern
Axon
Synaps

Slide 5 - Sleepvraag

Overdracht tussen neuronen

Slide 6 - Tekstslide

Synaps
De overdracht van een impuls tussen twee neuronen vindt plaats d.m.v. neurotransmitters


Slide 7 - Tekstslide

Welk type zenuwcel is de rechter op het plaatje?
A
Motorische zenuwcel
B
sensorische zenuwcel
C
Schakel zenuwcel

Slide 8 - Quizvraag

Bewegingszenuwen geleiden impulsen ...
A
van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
B
van het centrale zenuwstelsel naar zintuigen
C
van spieren naar het centrale zenuwstelsel
D
van het centrale zenuwstelsel naar spieren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is nummer 4?
A
Neurotransmitter
B
Receptor
C
Synaptische spleet
D
Dendriet

Slide 10 - Quizvraag

Wat is nummer 2?
A
Neurotransmitter
B
Receptor
C
Synaptische spleet
D
Dendriet

Slide 11 - Quizvraag

Onderdeel 3 is beschadigd,
dit heeft gevolgen voor de hand.
De persoon kan .......
A
Links niet meer bewegen
B
Rechts niet meer bewegen
C
Links niet meer voelen
D
Rechts niet meer voelen

Slide 12 - Quizvraag

Basisstof 4
Reflexen en autonome zenuwstelsel

Slide 13 - Tekstslide

Na deze les kun je...
  1. Uitleggen wat een reflex is en de stappen van een reflexboog noemen
  2. Het zenuwstelsel indelen op basis van functie
  3. De werking van het autonome zenuwstelsel beschrijven aan de hand van het orthosympatische- en parasympatische zenuwstelsel

Slide 14 - Tekstslide

Reflexen
Een reflex is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel.

Slide 15 - Tekstslide

Reflexboog
De weg die impulsen afleggen bij een reflex noem je de reflexboog

  • De reflexbogen van hoofd en hals lopen via de hersenstam.
  • De reflexbogen van romp en ledematen lopen via het ruggenmerg.

Slide 16 - Tekstslide

Kniepeesreflex

Slide 17 - Tekstslide

Julia trapt in een punaise. Hierop volgt een reflex: zij trekt haar been omhoog. Wat is de prikkel voor de reflex?

Slide 18 - Open vraag

Beschrijf de reflexboog waarlangs bij deze reflex impulsen worden geleid.

Slide 19 - Open vraag

Het zenuwstelsel ingedeeld op bouw:
Centrale zenuwstelsel
Perifere zenuwstelsel
-Hersenen (grote en kleine)
-Ruggenmerg
-Hersenstam
Zenuwen

Slide 20 - Tekstslide

Het zenuwstelsel ingedeeld op functie:
Autonome zenuwstelsel
Animale zenuwstelsel
-Orthosympatisch
-Parasympatisch

Slide 21 - Tekstslide

Animale zenuwstelsel
  • Regelt vooral houding en bewegingen van het lichaam. 
  • Verwerkt impulsen van de 5 externe zintuigen: zien, voelen, horen etc.
  • Veelal bewust, soms ook onbewust
  • Grote hersenen betrokken; kleine                                               hersenen voor de coördinatie

Slide 22 - Tekstslide

Het zenuwstelsel ingedeeld op functie:
Autonome zenuwstelsel
Animale zenuwstelsel
-Orthosympatisch
-Parasympatisch

Slide 23 - Tekstslide

Autonome zenuwstelsel
  • Kun je niet beïnvloeden!
  • Regelt vooral inwendige organen: hartslag, vertering
  • Werkt samen met hormoonstelsel
  • Hersenstam controleert
  • Bestaat uit 2 delen:

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

 



  • Beïnvloed lichaam ten behoeve van activiteit

  • Stimuleert: hartslag, longen, etc.
  • Remt: verteringsstelsel, nieren, etc.
  • (Fight, flight, freeze)




  • Beïnvloed lichaam ten behoeve van rust en vertering

  • Remt: hartslag, longen, etc.
  • Stimuleert verteringsstelsel, nieren, etc.
  • (Rest and digest)
De 2 delen van het autonome zenuwstelsel:
-> Beide delen hebben een tegenovergesteld effect op organen
Orthosympatisch
Parasympatisch

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Innerveren
Innerveren: Alle organen (doelwitorganen) zijn verbonden met zenuwen om ze te beïnvloeden.

Dubbele innervatie: Alle organen zijn verbonden met 2 zenuwen van het autonome zenuwstelsel, één ortho en één para.

Slide 28 - Tekstslide

Welk deel van het autonome zenuwstelsel is 's nachts het meest actief?
A
Orthosympatisch
B
Parasympatisch

Slide 29 - Quizvraag