H4 Kosten van arbeid

Bedrijfseconomie elementair
Bespreken oefenopgaven H2 en H3
Start H4
Kosten van arbeid
1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie elementair
Bespreken oefenopgaven H2 en H3
Start H4
Kosten van arbeid

Slide 1 - Tekstslide

Elementair planning

Slide 2 - Tekstslide

Tekst
Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

OEFENOPGAVEN BESPREKEN

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
H4 Kosten van arbeid

Slide 6 - Tekstslide

De arbeidsovereenkomst volgens de wet 
Er is sprake van een arbeidsovereenkomst:
  1. Er is een gezagsverhouding
  2. Er is een vergoeding (loon)
  3. Er is een persoonlijke verplichting tot het verrichten van arbeid.

Slide 7 - Tekstslide

Arbeidsvoorwaarden
  • Primaire: loon en vakantiegeld 
  • Secundaire: Vergoeding woon- werkverkeer, leaseauto, verhuiskosten, studiefaciliteiten, abonnementen en pensioenregeling.
  • Tertiare: Een goede kantoorruimte, studiereizen, congressen, het jaarlijkse personeelsuitje, sport- en fitnessfaciliteiten en het kerstpakket. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoort VAKANTIEGELD bij primaire arbeidsvoorwaarden, secundaire arbeidsvoorwaarden of tertiaire arbeidsvoorwaarden?
A
primaire arbeidsvoorwaarden
B
Tertiaire arbeidsvoorwaarden
C
Secundaire arbeidsvoorwaarden

Slide 9 - Quizvraag

Werken zonder arbeidsovereenkomst 
  • Uitzendkrachten: in dienst bij het uitzendbureau. 
  • Freelancers: Er is geen gezagsverhouding, dit zijn zzp'ers. 
  • Interim-Managers: vervullen een tijdelijke 
     managementfunctie. 

Slide 10 - Tekstslide

Bedrijfseconomie elementair
Theorie H4
Kosten van arbeid

Bingo

Slide 11 - Tekstslide

CAO

Slide 12 - Tekstslide

Loonkosten constant of variabel?
A
Oproepkracht = variabel
B
chef = constant
C
Tijdelijke werknemers= constant
D
vaste werknemers = constant

Slide 13 - Quizvraag

Kosten van arbeid
Kosten van arbeid zijn loonkosten. Dit zijn kosten die je hebt voor mensen die bij jou in dienst zijn. 

Mensen die je inhuurt om klussen te doen zoals een schoonmaakbedrijf dat zijn diensten van derden. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Loonbelasting & sociale premies: loonheffing. 

Iedere werknemer betaalt loonbelasting & premies voor de volks- en werknemersverzekeringen.

Dit doet de werkgever voor jou. De werkgever houdt loonheffing in op je loon en draagt deze loonheffing af aan de belastingdienst.


Slide 16 - Tekstslide

Loonkosten, brutoloon en nettoloon
   Loonkosten 
- premies werknemersverzekeringen 
- werkgeversdeel pensioenpremies
= Brutoloon 
-  Loonheffing 
Werknemersdeel pensioenpremies
=  Nettoloon

Slide 17 - Tekstslide


Volksverzekeringen
(AOW, ANW, WLZ, AKW)

Werknemersverzekeringen (WIA, WW, ZVW)


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Geef aan welk van onderstaande een volksverzekering is. Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Algemene Ouderdomswet (AOW)
B
Werkloosheidswet (WW)
C
Wet langdurige zorg (Wlz)
D
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

Slide 21 - Quizvraag

Kapitaalintensieve arbeid betekent dat werknemers een hoog salaris ontvangen.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 22 - Quizvraag

In de bouw werken veel bouwvakkers met kruiwagens en betonmolens. Dit is kapitaalintensieve arbeid.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 23 - Quizvraag

Hoort LOON bij primaire, secundaire of tertiaire arbeidsvoorwaarden?
A
primaire arbeidsvoorwaarden
B
Tertiaire arbeidsvoorwaarden
C
Secundaire arbeidsvoorwaarden

Slide 24 - Quizvraag

Werkboek H4 (huiswerk voor maandag 29-9)
Pagina 78
Kennisvragen 4, 5, 8, 9, 10 t/m 14

Routinevragen R1 t/m R7

Slide 25 - Tekstslide

loonstelsels
1. tijdloon
2. stukloon
3. premieloon

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

wat is premieloon?
A
Loonstelsel waarbij je voor het vaststellen van het loon uitsluitend let op de gewerkte tijd.
B
Loonstelsel waarbij het loon bestaat uit een basisloon met daarbovenop een premie voor het aantal geleverde prestaties.
C
Loonstelsel waarbij je voor het vaststellen van het loon uitsluitend let op het aantal geleverde prestaties

Slide 29 - Quizvraag

premieloon

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Welk antwoord hoort niet in het rijtje thuis?

Bij tijdloon:
A
hoef je niet hard te werken, je krijgt je geld toch wel.
B
heb je een vast salaris per tijdseenheid.
C
word je extra beloond voor je inzet als je goed presteert.
D
staat in je contract hoeveel uur je moet werken.

Slide 32 - Quizvraag

4.5 uurtarief en werkplaatstarief
  • In een uurtarief zitten alleen de loonkosten.
  • In een werkplaatstarief zitten ook de overige kosten.

  • uurtarief= loonkosten/ werkbare uren
  • Werkplaatstarief= totale kosten/ werkbare uren 

Slide 33 - Tekstslide

Uurtarief

Slide 34 - Tekstslide

bereken eerst de werkbare uren per jaar

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Werkplaatstarief

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

uitleg begrippen
-bereken daarna het uurtarief bij 1640 doorberekende uren

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Werkvorm: wat ben ik?

Iedereen neem één van de zeven

kostensoorten in zijn hoofd.

De andere leerlingen moeten dit zien

te raden door vragen te stellen.



timer
30:00

Slide 44 - Tekstslide

Onder welke soort vallen deze kosten?

reiskosten
A
grond- en hulpstoffen
B
arbeid
C
diensten van derden
D
duurzame productiemiddelen

Slide 45 - Quizvraag

Onder welke soort vallen deze kosten?

boekhouder
A
grond- en hulpstoffen
B
arbeid
C
diensten van derden
D
duurzame productiemiddelen

Slide 46 - Quizvraag

Onder welke soort vallen deze kosten?

gasfornuis
A
grond- en hulpstoffen
B
arbeid
C
diensten van derden
D
duurzame productiemiddelen

Slide 47 - Quizvraag

Onder welke soort vallen deze kosten?

servetten
A
grond- en hulpstoffen
B
arbeid
C
diensten van derden
D
duurzame productiemiddelen

Slide 48 - Quizvraag

Onder welke soort vallen deze kosten?

mayonaise
A
grond- en hulpstoffen
B
arbeid
C
diensten van derden
D
duurzame productiemiddelen

Slide 49 - Quizvraag

Onder welke soort vallen deze kosten?

Motorrijtuigenbelasting
A
grond (vestigingsplaats)
B
belastingen
C
rente
D
duurzame productiemiddelen

Slide 50 - Quizvraag

Onder welke soort vallen deze kosten?

locatie
A
grond (vestigingsplaats)
B
belastingen
C
rente
D
duurzame productiemiddelen

Slide 51 - Quizvraag

Opdrachten kennis/routinevragen
Vanaf pagina 77

Slide 52 - Tekstslide

Oriëntatie/kennisvragen?

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Huiswerk/opdracht
Werkboek

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide

Volgende les:
H5 duurzame productiemiddelen

Slide 60 - Tekstslide