Gym 2 SP P3

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Programa

1. Studiewijzer + woordenlijsten/zinnenlijst
2. oefenen periode 1 
3. uitleg werkwoorden saber y poder 
4. Deberes : aprender

Wat is de presente?

De 3 stappen voor het vervoegen van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd: 

HAKKEN

TELLEN

PLAKKEN

HABLAR 

HABL

TÚ = DE 2E PERSOON

AS = DE TWEEDE UITGANG 

HABLAS

HABLAS = 

JIJ PRAAT

PRESENTE

tener - ellos - presente

Wat is de gerundio?

Gerundio

jugar - ella - gerundio

comer - tú - gerundio

Wat is een klinkerwisseling?

Vul de juiste vervoeging in: Tú ............................. (dormir, ue)

1. dormes
2. duermas
3. duermes

querer - yo - presente

Wat is een wederkerend werkwoord?

Verbos reflexivos zijn wederkerende werkwoorden:

in het Spaans  bijv.     :        lavarse

in het Nederlands      :        zich wassen

                      De vervoeging:

yo  me lavo                                       ik was me

tú te lavas                                         jij wast je

él, ella,usted se lava                       hij, zij, u wast zich

nosotros nos lavamos                   wij wassen ons

vosotros os laváis                            jullie wassen je

ellos, ellos, ustedes se lavan        zij wassen zich

OJO

• Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wel wederkerend en in het Nederlands niet: despertarse (wakker worden) levantarse (opstaan)
• Sommige wederkerende werkwoorden hebben ook een stamklinkerwisseling: despertarse (ie), acostarse (ue) (naar bed gaan), vestirse(e/i) (zich aankleden)
• Alléén werkwoorden die eindigen op -se zijn wederkerend, pas dus op dat je niet overal me, te, se etc. voor gaat zetten!!!

levantarse - yo - presente

Wat is de presente perfecto?

Presente perfecto

Onregelmatige voltooid deelwoord

decir  -----          dicho           (zeggen)

hacer -----          hecho         (doen/maken)

abrir -----            abierto        (openen)

volver  -----         vuelto          (teruggaan)

escribir----        escrito        (schrijven)

ver     ----             visto             (zien)

poner    ---         puesto        (plaatsen/neerzetten)

romper ----         roto               (breken)

Zet in de presente perfecto:
Juan habla español.

Noem een voorbeeld van een SP aanwijzend voornaamwoord?

HET AANWIJZEND VOORNAAMWOORD 

Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in.

1. ………. camiseta (dichtbij).

Noem een NL voorbeeldzin van de trappen van vergelijking?

Trappen van vergelijking 

1. Stellende trap: 

Yo soy tan simpática como él. = ik ben net zo aardig als hij. 

2. Vergrotende trap: 

Pedro es más / menos simpático que Paco = Pedro is meer/minder aardig dan Paco   

Pedro trabaja más/ menos que Paco = Pedro werkt meer/minder dan Paco

3. Overtreffende trap:

Pedro es el más simpático del mundo. 

 

    

Wat betekent het werkwoord saber?

Wat betekent het werkwoord poder?

Saber:  kunnen, weten

Gebruik: kennis, vaardigheid

Sé hablar español. 

¿Sabes conducir un coche?

Sé cocinar bien.

zie ook R&S WB p. 102                Maak Nr. 4 WB p.94                    

Poder: kunnen 

Gebruik: mogelijkheid, toestemming 

Puedo ir a pie al trabajo.

No podemos salir hoy.

No puedo ayudarte con la tarea.

¿Puedo pagar con tarjeta?

Elige la forma correcta (kies de juiste vorm) de 'saber' o 'poder'

Paco, ¿tú .... bailar sevillanas?

1. puedes
2. sabes
3. puede
4. sabe

Los deberes 

Aprender: 

Aprender: vocabulario 10.1 t/m 10.4 sp-nl – nl/sp + herhaal thuis de vervoegingen van de werkwoorden saber + poder