Grieks: aanwijzende voornaamwoorden

De aanwijzende
voornaamwoorden

In deze les herhaal je:
- 3 verschillende aanwijzende voornaamwoorden
- de rijtjes van deze aanw. vnw.
- het verschil tussen deze aanw. vnw.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De aanwijzende
voornaamwoorden

In deze les herhaal je:
- 3 verschillende aanwijzende voornaamwoorden
- de rijtjes van deze aanw. vnw.
- het verschil tussen deze aanw. vnw.

Slide 1 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
NL: 2 aanwijzende voornaamwoorden:
-  dit en deze (dichtbij) 
- dat en die (ver weg)

Grieks: 3 aanwijzende voornaamwoorden:
- ὁδε, ἡδε, τοδε: deze en dit (hier bij mij) / het volgende
- οὑτος, αὑτη, τουτο: deze/die en dit/dat (daar bij jou )
- ἐκεινος, ἐκεινη, ἐκεινο: die en dat (daar ver weg )

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Plaatsing
bijvoeglijk:
ὅδε ὁ ἀνήρ / ὁ ἀνὴρ ὅδε deze man
αὕτη ἡ στρατιά / ἡ στρατιὰ αὕτη dat leger
ἐκεῖνο τὸ ἔργον / τὸ ἔργον ἐκεῖνο dat werk (daar)

zelfstandig:
Τὸν φίλον ζητῶ· οὗτος δ᾽ οὐ πάρεστιν. Ik zoek mijn vriend; maar die/hij is niet aanwezig.

Slide 6 - Tekstslide

τῃ ψυχῃ ταυτῃ
A
de ziel zelf
B
die ziel
C
deze ziel (hier)
D
dezelfde ziel

Slide 7 - Quizvraag

αὑται αἱ νησοι
A
de eilanden zelf
B
dezelfde eilanden
C
die eilanden
D
deze eilanden hier

Slide 8 - Quizvraag

ἡ αὐτη δοξα
A
dezelfde roem
B
de roem zelf
C
die roem
D
deze roem

Slide 9 - Quizvraag

ἡ παρθενος αὐτη
A
dat meisje
B
hetzelfde meisje
C
dit meisje hier
D
het meisje zelf

Slide 10 - Quizvraag

αὑτη ταυτα ἐλεγεν
A
zij zei dat
B
zij zei het volgende
C
dezelfde zei het volgende
D
zij zelf zei dat

Slide 11 - Quizvraag

ταυτην την παρθενον
A
dat meisje
B
hetzelfde meisje
C
dit meisje
D
het meisje zelf

Slide 12 - Quizvraag

ὁδε τουτο ἐλεγεν
A
hij zei deze dingen
B
hij heeft dit gezegd
C
hij wou dit zeggen
D
hij (hier) zei dit

Slide 13 - Quizvraag

τουτῳ ταδε λεγει
A
dit zegt deze
B
deze zei dat
C
tegen hem zegt hij het volgende
D
tegen hem zei hij dat

Slide 14 - Quizvraag

Nu iets moeilijker

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de passende vorm van het aanwijzend voornaamwoord?
του ὑψηλου οὐρανου
A
τουτο
B
τουτον
C
τουτου
D
ταυτης

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de passende vorm van het aanwijzend voornaamwoord?
το ἰσχυρον σωμα
A
ἐκεινο
B
ἐκεινα
C
ἐκεινος
D
ἐκεινον

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de passende vorm van het aanwijzend voornaamwoord?
τῳ σοφῳ δολῳ
A
τονδε
B
τῳδε
C
τοδε
D
τουδε

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de passende vorm van het aanwijzend voornaamwoord?
ταις καθαραις ἐσθησιν
A
ταυτα
B
ταυταις
C
ταυτας
D
ταυτῃ

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de passende vorm van het aanwijzend voornaamwoord?
τον μεγαν ποδα
A
τουτον
B
ταυτην
C
τουτο
D
οὑτος

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de passende vorm van het aanwijzend voornaamwoord?
ἡ αἰσχρα δικη
A
ταυτα
B
τουτο
C
αὑται
D
αὑτη

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de passende vorm van het aanwijzend voornaamwoord?
της μεγαλης σοφιας
A
ταισδε
B
τασδε
C
τησδε
D
τῃδε

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de passende vorm van het aanwijzend voornaamwoord?
τα φιλα τεκνα
A
ἐκεινη
B
ἐκεινα
C
ἐκεινο
D
ἐκεινην

Slide 23 - Quizvraag

κορην
πατρος
δορυ
ἐργα
γυναιξιν
πραγματι
ποδας
τουτῳ
τοδε
ἐκεινου
τουτους
ἐκεινα
ταυτην
ταισδε

Slide 24 - Sleepvraag

Nieuw Grieks

Slide 25 - Tekstslide

Uitspraak?

Slide 26 - Tekstslide

Die man
αυτός ο άνδρας
(aftós o ándras)

Slide 27 - Tekstslide

Die vrouw
αυτή η γυναίκα
(aftí i gynéka)

Slide 28 - Tekstslide

Dat ding
αυτό το πράγμα
(aftó to prágma)

Slide 29 - Tekstslide

Nieuw-Griekse uitspraak?
αυτός, αυτή, αυτό

Slide 30 - Tekstslide

Die man
εκείνος ο άνδρας
(ekínos o ándras)

Slide 31 - Tekstslide

Wat zou πόλη kunnen betekenen?
Let op de uitspraak van de η

Slide 32 - Tekstslide

Die stad
εκείνη η  πόλη
(ekíni i poli)

Slide 33 - Tekstslide

Dat probleem
εκείνο το πρόβλημα
(ekíno to próvlima)

Slide 34 - Tekstslide

Welk geslacht heeft het volgende woord en gebruik in het Grieks de juiste vorm van 'deze/dit' erbij.

Slide 35 - Tekstslide

βιβλίο
(vivlío)

Slide 36 - Tekstslide

αυτό το βιβλίο
(aftó to vivlío)

Slide 37 - Tekstslide

ψυχή

Slide 38 - Tekstslide

αυτή η ψυχή

Slide 39 - Tekstslide

άνθρωπος
nu met het aanwijzend voornaamwoord 'die' erbij

Slide 40 - Tekstslide

εκείνος ο άνθρωπος

Slide 41 - Tekstslide