16 juni 2c

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan 
-Trappen van vergelijking
-Gebruik als en dan
-Meervoudsvormen.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel 
-Ik weet wat trappen van vergelijking zijn. 
-Ik weet wanneer ik als en dan gebruik. 
-Ik weet hoe ik meervoudsvormen schrijf.

Slide 3 - Tekstslide

Trappen van vergelijking  

Slide 4 - Tekstslide

trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking.

Slide 5 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 6 - Tekstslide

voorbeelden
blond - blonder  - blondst
nieuw - nieuwer - nieuwst
groot  - groter     - grootst
lief       - liever       - liefst
chic    - chiquer   - chicst
Vaak   - vaker        - vaakst
boos   -bozer       - boost

Slide 7 - Tekstslide

voorbeelden
duur     - duurder - duurst
zuu     - zuurder - zuurst
donker - donkerder - donkerst

Slide 8 - Tekstslide

voorbeelden
oranje - oranjer (ook vaak: meer oranje) - meest oranje

timide - timider - meest timide
logisch - logischer - meest logisch

enthousiast - enthousiaster - meest enthousiast.

Slide 9 - Tekstslide

Uitzondering
De fiets is goed.
Die fiets is beter.
Jouw fiets is het best.

goed                                 - beter     - best
graag (‘met plezier’) - liever     - liefst
veel                                   - meer     - meest

weinig                              - minder - minst



Slide 10 - Tekstslide

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
weinig =
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 12 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
mooier =
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 13 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
ruim =
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 14 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
kleinst =
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 15 - Quizvraag

Vul elke trap van vergelijking aan.
boos - ..... - ....



A
boos - boser- boost
B
boos-bozer-boostst
C
boos - bozer - boost

Slide 16 - Quizvraag

Vul de trap van vergelijking aan.
goed


A
goed-goeder-goedst
B
goed-beter-best
C
goed-beter-beste

Slide 17 - Quizvraag

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van lief?
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel, meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 20 - Quizvraag

Lesplan 
-Trappen van vergelijking 
-Gebruik als en dan
-Meervoudsvormen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

DOEL

- Je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking
trappen van vergelijking en 
als en dan

Slide 23 - Tekstslide

Als/dan
Gebruik als: bij stellende trap; zaken zijn gelijk. 
- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
- bij niet zo: niet zo groot als
- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als...

Gebruik dan:
- bij een vergrotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
- bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.
Anders dan mijn zus houd ik erg van katten.
Documenten worden soms op een andere plek opgeslagen dan u gewend bent.
Het is een ander verhaal dan ik eerst dacht.

Slide 24 - Tekstslide

DE FOUTJES
  1. Lisa is jonger als mij.
  2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  3. Lisa is jonger dan ik (ben).

Slide 25 - Tekstslide

als of dan?
Mevrouw de Vries heeft meer geduld dan/als meneer Jansen.
A
als
B
dan

Slide 26 - Quizvraag

Als of dan?
Ik vind voetbal net zo leuk als/dan basketbal.

A
als
B
dan

Slide 27 - Quizvraag

Als of dan?

Hij is veel cooler … Justin Bieber.
A
als
B
dan

Slide 28 - Quizvraag

als of dan
Jan eet liever een zak chips ... een appel
A
als
B
dan

Slide 29 - Quizvraag

Vandaag ben ik even slim als/ dan hem/ hij.
A
als en hem
B
als en hij
C
dan en hem
D
dan en hij

Slide 30 - Quizvraag

Opdracht 2,3
Opdracht 2

1 Bij Jumbo verdien je als vakkenvuller net zo veel als bij Albert Heijn.
2 Het gras bij de buren is altijd groener dan bij ons.
3 Lana vindt dit blauwe jasje veel mooier dan dat rode.
4 Volgens Ahmed ben je met de trein net zo snel in Almere als met de auto.
5 Hoe kan dat nou? Jouw koffie is veel warmer dan die van mij.
6 Jasmijns mobieltje is net zo groot als het mobieltje van Bjorn.













Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 3
1 Janine vindt Jeb leuker dan Frank.
2 Bij honkbal sloeg Frits verder dan Halib.
3 Patrick was net zo dapper als de marinier, toen hij van de hoogste duikplank sprong.
4 Tijdens de voorstelling moet Pim net zo laat optreden als Suus.
5 Het weer wordt nog slechter dan nu.
6 In de toekomst zullen we vaker vakantie hebben dan tegenwoordig.

Slide 32 - Tekstslide

Lesplan 
-Trappen van vergelijking 
-Gebruik als en dan
-Meervoudsvormen.

Slide 33 - Tekstslide

Meervoud op -s
De -s schrijf je eraan vast als dat geen probleem voor de uitspraak oplevert: 
kamers, dekens, logés, tantes, dominees, printers, bureaus, asperges, kanaries. 

Slide 34 - Tekstslide

Meervoud op 's 
Gebruik je om uitspraakproblemen te voorkomen. Dat doe je bij afkortingen en bij woorden die eindigen op: 
i, o, u, a of y
vwo's, wc's, bikini's, ski's, accu's, lama's, jury's.


Slide 35 - Tekstslide

Meervoud op 's 
Trucje: Ik hou van y's.

Slide 36 - Tekstslide

ik hou van y's
ski's, auto's, paraplu's, pyjama's, jury's

Want: skis, autos, paraplus, lamas, jurys levert uitspraakproblemen op en daarom 's

Slide 37 - Tekstslide

Meervouden op -en
Schrijf -en aan het woord vast: stoel-stoelen, koord-koorden, pols-polsen. 

LET OP: klinkerweglating; leraar - leraren
medeklinkerverdubbeling: pet-petten, rok-rokken

Slide 38 - Tekstslide

Moeilijke gevallen (1)
1. Woorden op -ik; twee k als klemtoon op de -ik valt. 
snikken, blikken, likken, tikken

2. Je schrijft maar één k als de klemtoon niet op de -ik valt. 
leeuweriken, dommeriken, slimmeriken, monniken, viezeriken

Slide 39 - Tekstslide

Moeilijke woorden (2)

Woorden die eindigen op -ee of -ie
Woorden op -ie of -ee krijgen soms een -s( kanaries), maar in andere gevallen een -n of -en. Voor meervouden op -n of -en is de regel: 

Slide 40 - Tekstslide

-ie of -ee (3)
1. je schrijft -ën erbij als de klemtoon op de -ie of -ee valt: feeën, genieën, reeën, zeeën, tweeën, knieën

2. Je schrijft -n en een trema erbij als de klemtoon er niet op valt: bacteriën, poriën en oliën. 

Slide 41 - Tekstslide

Woorden op -f of -s (4)
Kloof- kloven, staaf-staven
Kluis-kluizen, laars-laarzen

Uitzonderingen: kaars- kaarsen, paragraaf - paragrafen

Slide 42 - Tekstslide

Meervoud met -s of -en
zoons - zonen, gemeenten-gemeentes
basis-bases/basissen
museum-musea/museums
datum-data/datums

Slide 43 - Tekstslide

Lesplan 
-Trappen van vergelijking 
-Gebruik als en dan
-Meervoudsvormen.

Slide 44 - Tekstslide

Opdracht
blz. 158, 159
opdracht 1 t/m 7
Opdracht 7 doen we samen

Slide 45 - Tekstslide

Opdracht 7 meervoud:
Broccoli is het meervoud van het Italiaanse woord broccolo en betekent dan ook: ‘bloeiende top van een kool’. Meestal zien we in de winkels de groene variant maar er bestaat ook paarse broccoli.

centra is het meervoud van centrum.

firma's is het meervoud van firma.

Slide 46 - Tekstslide

Opdracht 7 meervoud:
jubilea is het meervoud van jubileum
jubileums is ook een meervoud van jubileum

medici  is het meervoud van medicus
paprika's is het meervoud van paprika
politici is het meervoud van politicus
tosti's is het meervoud van tosti

Slide 47 - Tekstslide

Evaluatie

Heb je de lesdoelen behaald?


-Weet je wat de trappen van vergelijking zijn?

-Weet je wanneer je 'dan' gebruikt?

-Weet je wanneer je 'als' gebruikt?

-Weet je wanner je -s, -en, -ën.


Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide