Achtervoegsels

Nederlands
Agenda:
  1. Leerdoelen
  2. Voorkennis
  3. Terugblik
  4. Uitleg
  5. Zelfstandig werken
  6. Controle leerdoel
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Agenda:
  1. Leerdoelen
  2. Voorkennis
  3. Terugblik
  4. Uitleg
  5. Zelfstandig werken
  6. Controle leerdoel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je:
  1. Wat een kernwoord is
  2. Wat een voorvoegsels is en de betekenis van veel voorvoegsels
  3. Wat een achtervoegsel is en de betekenis van veel achtervoegsels
  4. Kun je tot de betekenis komen door voor- en achtervoegsels te herkennen in woorden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernwoord
Een kernwoord is een woord dat op zichzelf een betekenis heeft. Die kan los voorkomen in een zin. 

Met losse kernwoorden kun je nieuwe woorden maken (samenstellingen)
Kern + woord = kernwoord
Voet + bal = voetbal
Water + fles = waterfles


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden met voorvoegsel

Sommige woorden bestaan uit een kernwoord en een voorvoegsel.

Het voorvoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.


Bijvoorbeeld:

gebruiken - hergebruiken

Een (kern)woord met een voorvoegsel noemen we een afleiding.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsels 
asymmetrisch --> a (voorvoegsel) + symmetrisch (kernwoord)

herkansen--> her (voorvoegsel) + kansen (kernwoord)

wanhoop --> wan (voorvoegsel) + hoop (kernwoord)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzin een woord met een voorvoegsel.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het onderstreepte woord?
Omdat de politiechef iets verkeerd had gezegd, is hij op non-actief gesteld.
_________

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


opnieuw verdelen
A
interverdelen
B
herverdelen
C
weerverdelen
D
wanverdelen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


een aankoop waarover de achteraf niet tevreden was
A
miskoop
B
wankoop
C
herkoop
D
interkoop

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Achtervoegsels: vrolijk 
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels,
je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 
______

Slide 10 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Betekenis

Door een achtervoegsel verandert de betekenis van een kernwoord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

De docent kan eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verander "te breken" in 1 woord met achtervoegsel

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf bij de volgende vraag het tegenovergestelde op van 'kansrijk'. 

Gebruik hierbij een achtervoegsel.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegen het derde elftal van Nijkerk zijn we kansrijk.
___________

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Hoofdstuk 4 Woordenschat

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies