Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2D K8E Grammatik deel 1
Modale werkwoorden tegenwoordige tijd
1 / 29
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
In deze les zitten
29 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Modale werkwoorden tegenwoordige tijd
Slide 1 - Tekstslide
Lernziele
Aan het einde van deze les kan/weet je:
Wat de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen betekenen.
Hoe je de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen moet vervoegen in de tegenwoordige tijd.
De werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen toepassen in een zin.
Slide 2 - Tekstslide
Pak voor je:
- Lijntjesblad;
- STUVA-map;
- Wisbord.
Slide 3 - Tekstslide
Grammatik
können --> NL?
dürfen --> NL?
müssen --> NL?
wissen --> NL?
sollen --> NL?
wollen --> NL?
möchten --> NL?
Slide 4 - Tekstslide
Betekenissen
Hieronder worden de betekenissen van de Duitse modale hulpwerkwoorden uitgelegd.
dürfen
: mogen, toestemming hebben
können
: kunnen, in staat zijn
mögen
: mogen, leuk vinden, zin hebben, houden van
müssen
: moeten, (noodzakelijk, vanzelfsprekend, kan niet anders!)
sollen
: moeten (van iemand anders), ook in betekenis 'mocht het regenen...' etc.
wollen:
willen
wissen:
weten
Slide 5 - Tekstslide
Wat zijn Modalverben?
Dit zijn werkwoorden die in een zin aangeven met welk gevoel iets gebeurt.
In het Duits zijn dit de woorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen
.
Slide 6 - Tekstslide
Vervoegen Modalverben
meervoud vervoeg je zoals altijd.
2. enkelvoud de eerste en derde krijgen geen uitgang
3. de tweede letter in de enkelvoud verandert , behalve bij möchten
***Kijk de volgende slide
Slide 7 - Tekstslide
Vervoeging
Slide 8 - Tekstslide
wissen
Deze moet je ook leren.
Slide 9 - Tekstslide
Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt
Slide 10 - Quizvraag
Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf
Slide 11 - Quizvraag
Was...... (wollen) du heute machen?
A
will
B
willst
C
wollst
D
wolst
Slide 12 - Quizvraag
Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag
Slide 13 - Quizvraag
Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan
Slide 14 - Quizvraag
Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen
Slide 15 - Open vraag
Kann ich kommen?
Diese Woche ................... ..... leider nicht kommen.
Slide 16 - Open vraag
Was mögen Sie am liebsten? Eis .......... .............
am liebsten, aber ohne Sahne
Slide 17 - Open vraag
Darf ich nach Hause? Nein, ......... .............
noch nicht nach Hause.
Die Arbeit ist noch nicht fertig
Slide 18 - Open vraag
Voorbeelden van Modalverben zijn:
können, laufen en müssen
A
ja
B
nee
Slide 19 - Quizvraag
Welke werkwoorden zijn Modalverben?
A
machen, wohnen, lernen
B
trainieren, fotografieren telefonieren
C
müssen, können, wissen
D
gehen, stehen, geben
Slide 20 - Quizvraag
Welke persoonlijke voornaamwoorden krijgen géén uitgang bij Modalverben?
A
Wir und Sie
B
Ihr und Er/sie/es
C
Ich und Wir
D
Ich und Er/sie/es
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het kenmerk van Modalverben?
A
de klinker in de stam bij enkelvoud verandert...
B
de klinker blijft in de stam altijd hetzelfde...
C
alleen du heeft een uitgang (-st)
D
meervoud is zoals bij regelm. werkwoorden...
Slide 22 - Quizvraag
De klinker in de stam verandert naar welke letter bij
dürfen, können, mögen
(ezelsbruggetje: dure konijnen mogen aaien)
A
i
B
u
C
e
D
a
Slide 23 - Quizvraag
Naar welke klinker verandert het werkwoord wollen in de stam?
A
a
B
o
C
i
D
u
Slide 24 - Quizvraag
Naar welke klinker verandert het werkwoord müssen in de stam?
(ezelsbruggetje: mus uitlaten)
A
a
B
u
C
i
D
e
Slide 25 - Quizvraag
Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag
Slide 26 - Sleepvraag
Heb je het gevoel dat je de Modalverben begrijpt?
A
Begrijp en ken het wel, komt goed! (100%)
B
Ken de rijtjes nog niet, maar snap wat de bedoeling is! (75%)
C
Ik snap het nu nog niet zo, maar komt wel (50%)
D
Ik vind het nog erg moeilijk (25%)
Slide 27 - Quizvraag
Lernziele erreicht?
Wat de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen betekenen.
Hoe je de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen moet vervoegen in de tegenwoordige tijd.
De werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen toepassen in een zin.
Slide 28 - Tekstslide
An die Arbeit!
Du machst: aufgaben 16 bis 21.
Fertig? = überprüfen!
Slide 29 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
N - modale werkwoorden tegenwoordige tijd
June 2021
- Les met
31 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
N - modale werkwoorden tegenwoordige tijd
October 2023
- Les met
17 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Trabi M3 Kapitel 6
March 2025
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
V2 - Wiederholung Modalverben
December 2024
- Les met
22 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 18
April 2024
- Les met
21 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
3VWO Modale werkwoorden
October 2024
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Modale hulpwerkwoorden 3MAVO
April 2024
- Les met
42 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Modalverben - Präteritum
April 2024
- Les met
29 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3