Intoxicatie

Intoxicatie
1 / 62
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 62 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Intoxicatie

Slide 1 - Tekstslide

Noem het 1e wat bij je opkomt bij het woord 'Intoxicatie'

Slide 2 - Woordweb

Intoxicatie
Een vergiftiging, met een ander woord intoxicatie, kan worden gedefinieerd als het ziektebeeld dat ontstaat door een te grote hoeveelheid van een bepaalde verbinding in het lichaam. De concentratie van deze verbinding op receptor- of orgaanniveau is hoger dan therapeutisch beoogd.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Etsende stof
Bijtende of etsende stoffen: werken direct in op het oppervlak waarmee zij in contact zijn.
  • Zuren.
  • Chloor.
  • Accuzuur.
  • Gootsteen ontstopper.

Slide 5 - Tekstslide

Aardoliedistillaten
Uit de vloeibare natuurlijke grondstof aardolie kunnen door destillatie diverse (vloeibare) stoffen ("fracties") worden gemaakt die kunnen dienen als brandstof of als grondstof voor de chemische industrie, zoals onder meer:
  • benzine
  • dieselolie
  • kerosine
  • lampenolie
  • petroleum
  • terpentine

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke drug heeft welk effect?
Cocaïne
A
Ontspannen, sloom, versterkt gevoel.
B
Seksueel opgewonden, minder remmingen, roes.
C
Euforie, zelfvertrouwen, veel energie.

Slide 9 - Quizvraag

Welke drug heeft welk effect?
Cannabis
A
Ontspannen, sloom, versterkt gevoel.
B
pijnstilling, euforie, ademhalingsdepressie of convulsies (onwillekeurige spiersamentrekking).
C
Euforie, meer zelfvertrouwen, stimulerend en anders zien van de wereld.

Slide 10 - Quizvraag

Welke drug heeft welk effect?
GHB
A
Euforie, zelfvertrouwen, veel energie.
B
Seksueel opgewonden, minder remmingen, roes.
C
Ontspannen, sloom, versterkt gevoel.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Intoxicatie bij kinderen


Kinderen kunnen per ongeluk iets pakken en innemen. Gelukkig zijn niet alle producten gevaarlijk.
Bij twijfel kun je altijd het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) bellen of de website raadplegen: www.vergiftingen.info

Slide 13 - Tekstslide

Welke producten zijn bij inslikken gevaarlijk voor kinderen?
A
Meerdere sigaretten, staaltabletten, terpentine
B
Meerdere sigaretten, terpentine, schoensmeer
C
Schoensmeer, terpentine, inkt van een balpen
D
Inkt van een balpen, terpentine, staaltabletten

Slide 14 - Quizvraag

Staaltabletten, terpentine en meerdere sigaretten zijn gevaarlijk voor kinderen. Een kind moet bij inname van deze producten gezien worden door een arts.

Inname van de inkt van een balpen, schoensmeer of waterverf is ongevaarlijk. Het kan wel leiden tot misselijkheid, braken en buikpijn. Het hoeft echter niet behandeld te worden door een arts.  

Slide 15 - Tekstslide

Staaltabletten
Inname van slechts enkele ijzerpillen kan bij kinderen, afhankelijk van het gewicht, tot ernstige en fatale vergiftigingen leiden. Behandeling in het ziekenhuis is noodzakelijk.

Slide 16 - Tekstslide

Tabak, nicotine(kauwgom)

Een halve sigaret of een peuk is ongevaarlijk. Een dosis van 1 mg/kg lichaamsgewicht is schadelijk. Een sigaret bevat 12 mg nicotine, halfzware shag 20 mg en zware shag 30 mg; de beschikbaarheid van nicotine uit tabaksproducten is 20 procent. Voor een kind van 1 jaar is er vergiftigingsgevaar bij het opeten van: vier hele kant-en-klare sigaretten of acht peuken; twee sigaretten zelfgerolde halfzware shag of vijf peuken; één sigaret zelfgerolde zware shag of drie peuken. Nicotinekauwgom en snuif zijn gevaarlijker.


Slide 17 - Tekstslide

  • inkt van balpen, vulpen of viltstift;
  • cosmetica;
  • gum;
  • kaarsen;
  • kleikorrels (planten);
  • krijt;
  • behanglijm, witte papierlijm;
  • lucifers;
  • schoensmeer;
  • silicagel;
  • stijfsel;
  • waterverf.
Voorbeelden niet giftige stoffen.

Slide 18 - Tekstslide

Paracetamol
Kan vanaf 150 mg/kg lichaamsgewicht gevaarlijk zijn. Behandeling in het ziekenhuis is noodzakelijk.

Salicylaten – aspirine
Kan bij inname van slechts enkele tabletten (meer dan 100 mg/kg lichaamsgewicht) bij kleine kinderen al ernstige verschijnselen geven. Behandeling in het ziekenhuis is noodzakelijk.

Slide 19 - Tekstslide

Waar moet je eigenlijk rekening mee houden bij een patiënt met intoxicatie? Er zijn vier aandachtspunten:

  • Ingenomen stof
  • Hoeveelheid van de stof
  • Moment van inname
  • Vitale functies

Slide 20 - Tekstslide

Ingenomen stof

Vraag altijd eerst aan de patiënt welke stof is ingenomen, geïnhaleerd of waaraan hij is blootgesteld. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Is hier sprake van een gevaarlijke situatie voor Bram?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Veelvoorkomende vergiftigingen bij kinderen
Aardoliedistillaten – benzine, terpentine, lampenolie
Er bestaat risico dat de longen door inhalatie beschadigd raken. Braken moet worden vermeden wegens het risico van inademen. 
De effecten van inhalatie vallen meestal mee. 
Aspiratie van druppels of niet-verdampte vloeistof of door braken kan echter wel ernstige schade veroorzaken.

Slide 25 - Tekstslide

Moment van inname

Het moment van inname heeft ook invloed op de urgentie. Vraag daarom altijd hoe laat het precies is gebeurd.  

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer is de situatie levensbedreigend (U1) bij overdosis van een toxisch middel?
A
Bij inname korter dan 60 minuten geleden
B
Bij inname korter dan 90 minuten geleden
C
Bij inname korter dan 120 minuten geleden

Slide 27 - Quizvraag

Bij inname van een toxisch middel korter dan 60 minuten geleden is er sprake van een levensbedreigende situatie (U1). Als de inname langer geleden is (meer dan 60 minuten) is er sprake van spoed (U2).

In beide gevallen is het belangrijk om te overleggen met de arts en mogelijk een ambulance naar de patiënt te sturen.
De opname van een toxisch middel in het lichaam gaat vrij snel. De kans is daarom groot dat de patiënt binnen 60 minuten ernstige klachten krijgt.



Slide 28 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Inname van een giftig middel kan de vitale functies bedreigen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Waar.

Inname van een giftig middel kan de vitale functies bedreigen. Door inname van een etsende stof kan de doorgang van de luchtweg bijvoorbeeld te klein worden en kan de ademhaling bedreigd worden.

Check daarom altijd eerst de ABCDE-stabiliteit, voordat je de vragen bij de ingangsklacht Intoxicatie stelt. 

Slide 30 - Tekstslide

Welke symptomen bij alcohol- en drugsgebruik betekenen spoed (U2)?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Bij gebruik van welke drugs is er bij pijn op de borst sprake van een levensbedreigende situatie (U1)?
A
Cocaïne
B
GHB
C
XTC

Slide 33 - Quizvraag

Bij gebruik van cocaïne en pijn op de borst is de situatie levensbedreigend (U1). Er moet in overleg met de arts direct een ambulance gestuurd worden.

Gebruik van cocaïne geeft namelijk extra belasting van hart- en bloedvaten. Er is daarom een grotere kans op een hartinfarct. 

Slide 34 - Tekstslide

Urgentieniveaus

Bij intoxicatie kan de urgentie variëren van U1: Levensbedreigend tot U5: Advies. 

Hier volgen een aantal situaties , geef de juiste urgentie aan elke situatie.

Slide 35 - Tekstslide

Blootstelling aan landbouwgif
A
U1
B
U2
C
U3
D
U5

Slide 36 - Quizvraag

Inname van een etsende stof
A
U1
B
U2
C
U3
D
U5

Slide 37 - Quizvraag

Gebruik van MDMA en hartkloppingen
A
U1
B
U2
C
U3
D
U5

Slide 38 - Quizvraag

Inhalatie van gevaarlijke stoffen
A
U1
B
U2
C
U3
D
U5

Slide 39 - Quizvraag

Inname van een etsende stof en kwijlen
A
U1
B
U2
C
U3
D
U5

Slide 40 - Quizvraag

Inname van benzine
A
U1
B
U2
C
U3
D
U5

Slide 41 - Quizvraag

Inname van papierlijm
A
U1
B
U2
C
U3
D
U5

Slide 42 - Quizvraag

Anders ervaren van geluid bij gebruik XTC
A
U1
B
U2
C
U3
D
U5

Slide 43 - Quizvraag

De volgende beschrijvingen zijn triagecriteria voor U1: Levensbedreigend:
  • Inname van een etsende stof en kwijlen
  • Inname van gevaarlijke stoffen
  • Blootstelling aan landbouwgif
  • Inhalatie van een gevaarlijke stof

In de volgende gevallen is er sprake van U2: Spoed:
  • Inname van een etsende stof
  • Gebruik van MDMA en hartkloppingen

Je kiest voor U3: Dringend bij inname van benzine (een aardoliedistillaat).

Advies: U5 is voldoende bij inname van papierlijm en inname van XTC en anders ervaren van geluid. Dit is een normaal effect van XTC. 



Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Welke vragen stel je alleen bij inname van een etsende stof?
A
Kwijlt de patiënt? Heeft de patiënt moeite met slikken?
B
Is de patiënt misselijk? Heeft de patiënt moeite met slikken?
C
Heeft de patiënt pijn op de borst? Kwijlt de patiënt?
D
Heeft de patiënt moeite met slikken? Heeft de patiënt pijn op de borst?

Slide 46 - Quizvraag

Bij inname van een etsende stof vraag je of de patiënt moeite heeft met slikken, en of de patiënt kwijlt. Door inname van de etsende stof kan de slokdarm en/ of luchtweg bedreigd zijn, waardoor de patiënt moeite heeft met slikken en kwijlt.

Kwijlen als gevolg van een te kleine doorgang van de luchtweg is levensbedreigend (U1). De patiënt is dan vaak ook kortademig en benauwd. 

Slide 47 - Tekstslide

Diepe slaap en brandende kachel
Anneke Janmaat belt naar de huisartsenpraktijk.
Ze heeft vanochtend al een paar keer aangebeld bij haar buurman, maar er wordt niet opengedaan. Door het raam zag Anneke haar buurman in zijn stoel liggen. Hij lijkt diep in slaap. Annekes buurman heeft een gaskachel. De kachel brandde.

Slide 48 - Tekstslide

Welke urgentie kies je?
A
U1
B
U2
C
U3

Slide 49 - Quizvraag

Je kiest voor U1 Levensbedreigend. Het is mogelijk dat Annekes buurman is blootgesteld aan koolmonoxide. Koolmonoxide is een gevaarlijke stof. Inhalatie van gevaarlijke stoffen is een triagecriterium voor U1.
Koolmonoxide kan ontstaan in een gaskachel bij onvolledige verbranding. Koolmonoxide zorgt dat er onvoldoende zuurstof naar de vitale organen gaat, zoals de hersenen. Symptomen van een koolmonoxidevergiftiging zijn hoofdpijn, slaperigheid en misselijkheid.
Overleg direct met de arts en stuur een ambulancedienst naar de woning. Anneke kan in de tussentijd vast alle ramen en deuren openzetten en de buurman uit de ruimte halen



Slide 50 - Tekstslide

Blussen van vuur
Je wordt gebeld door Harm de Koning (48). Hij was aan het koken en had opeens vlam in de pan. Hij heeft snel gehandeld en het vuur geblust met een brandblusser. De brand is gelukkig geblust, maar er was veel rook bij het blussen. Harm heeft daardoor veel rook ingeademd. Harm voelt zich niet goed. Hij is duizelig en kortademig.

Slide 51 - Tekstslide

Welke vervolgactie zet je in?
A
Je stuurt een ambulance
B
Je laat de patiënt binnen een uur langskomen op de SEH
C
Je laat de patiënt binnen een paar uur langskomen op de huisartsenpraktijk

Slide 52 - Quizvraag

Je stuurt in overleg met de arts een ambulance. Rook is een schadelijke stof die giftige stoffen kan bevatten, zoals dioxinen. 
Inhalatie van gevaarlijke stoffen is een triagecriterium voor U1 Levensbedreigend.

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Orlando moet met spoed (U2) gezien worden door een arts.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 55 - Quizvraag

Niet waar.
Orlando hoeft niet met spoed gezien te worden door een arts. Lippenstift is geen gevaarlijk product om in te slikken. Orlando kan last krijgen van misselijkheid, buikpijn, braken of diarree, maar dit gaat vanzelf over. 

Slide 56 - Tekstslide

Overbruggingsadvies.

Bij een patiënt met een overdosis drugs, alcohol of medicatie adviseer je om de patiënt wakker te houden. Adviseer bijvoorbeeld tegen hem te blijven praten. Adviseer daarnaast om alle middelen en verpakkingen te verzamelen en buiten bereik van de patiënt te houden.

Laat de patiënt het middel niet zelf uitbraken. De patiënt kan namelijk stikken in het braaksel. Soms braakt de patiënt uit zichzelf. Leg de patiënt in de stabiele zijligging zodat hij niet stikt. 


Slide 57 - Tekstslide

Welk advies geef je als een patiënt door intoxicatie bewusteloos is, maar nog wel ademt?
A
Geef mond op mondbeademing
B
Leg de patiënt in de stabiele zijligging
C
Probeer de patiënt wakker te schudden

Slide 58 - Quizvraag

Giftige stof op huid


Een giftige stof kan op de huid komen en zorgen voor huidirritatie of brandwonden. 

Slide 59 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Kleding die zit vastgeplakt aan de huid door een giftige stof, moet zo snel mogelijk verwijderd worden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 60 - Quizvraag

Niet waar.
Kleding die zit vastgeplakt aan de huid, kan het beste blijven zitten totdat het wordt beoordeeld door een arts. Het verwijderen van vastgeplakte kleding kan de huid ernstig beschadigen. Andere (niet-vastzittende) kleding kan wel verwijderd worden. Laat de patiënt de huid langdurig spoelen met water.

Slide 61 - Tekstslide

Oefenen!

Slide 62 - Tekstslide